ECLI:NL:RBDHA:2021:7181

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
09/041991-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel, witwassen, valsheid in geschrifte en verkeersdelicten

Op 12 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren te Delft, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte werd veroordeeld voor het dealen van cocaïne in vereniging, het bezit van cocaïne, witwassen van geld uit eigen misdrijf, valsheid in geschrifte, het verlaten van de plaats van een ongeval en belediging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 7 maanden. De rechtbank nam het advies van de reclassering over en paste het volwassenenstrafrecht toe. De verdachte had gedurende een periode van dertien maanden cocaïne verhandeld en daarbij ook valse documenten gebruikt om zijn inkomsten te verhullen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich roekeloos had gedragen in het verkeer, wat levensgevaar voor anderen met zich meebracht. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten op basis van de verzamelde bewijsmiddelen en de verklaringen van getuigen en slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/041991-21
Datum uitspraak: 12 juli 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Delft op [geboortedatum] ,
op dit moment in de penitentiaire inrichting (hierna: PI) Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 12 mei 2021(
pro forma) en 28 juni 2021 (
inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. de Jonge en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.H.W. Spoelstra naar voren is gebracht.
Ter terechtzitting is een persoon verschenen die heeft opgegeven te zijn [slachtoffer] , en die zich in dit geding heeft gevoegd als benadeelde partij.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen op of omstreeks (de periode van) 1 juli
2019 tot en met 30 januari 2021 te De Lier, gemeente Westland (althans in Nederland), op een of
meer momenten, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2
hij op of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 13 februari 2021 te De Lier en/of
Naaldwijk (gemeente Westland), (althans in Nederland),van één of meerdere voorwerpen
(waaronder -in ieder geval- geld, zie onder meer dossierpagina’s 34,36,38):
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de
rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
dit voorwerp c.q. deze voorwerpen,
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet
en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat
dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3
hij, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, op of omstreeks de periode van
(ongeveer) 30 januari 2021 tot en met 13 februari 2021 te De Lier en/of Naaldwijk en/of Poeldijk
(gemeente Westland) meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt (en/of voorhanden heeft gehad) -van- valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid, (/door), zakelijk weergegeven:
- een (gefingeerd) arbeidscontract, als ware dit een geldig arbeidscontract tussen ‘ [bedrijf 1]
’ als werkgever en verdachte als werknemer, p.111/112 en/of;
- (een of) meerdere kasbewijzen (als ware deze/dit een bewijs voor contante uitbetaling door
‘ [bedrijf 1] ’ aan verdachte) met op dat/die kasbewijs(zen) (onder meer)
weergegeven dat (die maand/periode) 1938,85 euro (contant) is uitbetaald, p.113-140, en/of
- (een of) meer salarisspecificaties van ‘ [bedrijf 1] ’ (als ware dit
bewijs/onderbouwing voor uitbetaling van salaris op de bankrekening van verdachte), met op
deze salarisspecificaties (onder meer) weergegeven:
x dat 1938,85 euro (op rekeningnummer [rekeningnummer 1] , ten name van verdachte) is
uitbetaald en/of
x dat (die maand) 431,15 euro loonheffing is ingehouden; p. 114-140,
terwijl in werkelijkheid geen sprake is van een (werkelijke/juridische) arbeidsverhouding (als
werkgever-werknemer) tussen ‘ [bedrijf 1] ’ en verdachte -in ieder geval niet voor
de duur, periode en/of overeenkomst zoals weergegeven in/op het arbeidscontract en/of de
kasbewijzen en/of de salarisspecificaties- en/of;
dat (in werkelijkheid) geen sprake is daadwerkelijke uitbetaling van salaris/loon in verband met
verrichte (legale) werkzaamheden (als chauffeur) door verdachte
4
hij, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, op of omstreeks 13 februari 2021
te Naaldwijk, gemeente Westland (althans in Nederland) tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een
verkeersongeval dat had plaatsgevonden in De Lier op/aan Oranjestraat,
op of omstreeks 30 januari 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist (of redelijkerwijs moest vermoeden), aan een ander (te weten
[betrokkene 6] , althans de Ford Fiësta met kenteken [kenteken 1] ) letsel en/of schade was toegebracht;
6
hij op of omstreeks 30 januari 2021 te De Lier, gemeente Westland als bestuurder van een voertuig
(personenauto: volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] ), daarmee rijdende op de weg(en), J.H.
van Kinsbergenstraat en/of Hoofdstraat en/of Oranjestraat en/or pr. Irenestraat en/of ‘t Perron
en/of de Sportlaan en/of Esdoornlaan en/of de Lindenhof (en/of een of meer nabij gelegen
wegen), zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden
geschonden door:
- onvoldoende rechts te houden en/of;
- het (meermalen) overschrijden van de maximumsnelheid en/of; - een of meer andere voertuigen aanrijden en/of;
- het negeren van een politiestopteken/-transparant en/of;
- het (meermalen) rakelings passeren en bijna aanrijden/raken van voetgangers/overige
verkeersdeelnemers en/of;
- inhalen in een onoverzichtelijke bocht
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
7
hij op of omstreeks 2 juni 2020 te De Lier, gemeente Westland opzettelijk [slachtoffer] ,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden (en/of mondeling),
heeft beledigd, door tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘Klootzak’ (en/of woorden van gelijke aard en/of strekking) en/of -onmiddellijk hierna- die [slachtoffer] in het gezicht/tegen het hoofd te spuwen;

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De verdachte in deze zaak wordt verdacht van het dealen en voorhanden hebben van cocaïne, witwassen, valsheid in geschrifte, verkeersgedrag waarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, het verlaten van de plaats van een ongeval waarbij hij betrokken was en belediging in woord en gebaar. De verdachte heeft de verkeersfeiten bekend, de andere feiten worden door de verdachte ontkend.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle zeven aan de verdachte tenlastegelegde feiten bewezen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de bij dagvaarding onder 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte erkent dat hij tijdens zijn vlucht voor de politie met zijn zwarte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] een andere auto heeft aangereden, waardoor schade is ontstaan en dat door zijn gedragingen tijdens deze rit levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 7 ten laste gelegde feiten, vanwege – kort samengevat  het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Indien en voor zover door de raadsman uitdrukkelijk onderbouwde standpunten zijn ingenomen zullen deze hierna, voor zover relevant, worden besproken.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5
De bewijsoverwegingen
Feiten 1 en 4
Feit 1
Uit de observaties op 30 januari 2021 en de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] volgt dat zij die dag van een persoon in een zwarte Volkswagen Polo cocaïne hebben gekocht. Gezien is dat de zwarte Volkswagen Polo die werd bestuurd door de verdachte naast een grijze Seat Ibiza stopte en dat degene die op de bijrijdersplaats van de Volkswagen Polo had gezeten – die is herkend als [betrokkene 1] – naar de Seat liep. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij – na een daartoe gemaakte afspraak – cocaïne had gekocht bij de dealer van wie hij sinds een half jaar kocht. Dat is bevestigd door [betrokkene 2] , die de dealer ‘ [verdachte] ’ noemt en het telefoonnummer van de dealer geeft. Uit onderzoek is gebleken dat aannemelijk is dat de verdachte de gebruiker is van dit dealernummer. Naast [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn er nog meer afnemers van cocaïne gehoord door de politie. [betrokkene 3] en [betrokkene 4] hebben verklaard cocaïne te kopen via dit dealernummer. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het de verdachte is die gebruik maakt van het dealernummer genoemd door [betrokkene 2] en dat hij cocaïne heeft vervoerd, verkocht en verstrekt.
Periode
Uit de als bewijsmiddelen opgenomen telefoongegevens en verklaringen volgt dat de verdachte aan [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] gedurende ongeveer zes maanden met regelmaat cocaïne heeft verkocht. Tijdens observaties vanaf 1 januari 2020 is verder geconstateerd dat er frequent korte contactmomenten zijn geweest tussen de verdachte – al dan niet in het bijzijn van anderen – en vermoedelijke afnemers van verdovende middelen op parkeerplaatsen of industrieterreinen. Dat dit toevallige ontmoetingen zijn geweest, acht de rechtbank niet aannemelijk. Tot slot leidt de rechtbank uit getapte telefoongesprekken en berichten uit de periode na 1 januari 2020 af dat de verdachte zich bezighield met het verhandelen van cocaïne. Zo vraagt de verdachte op 11 januari 2020 aan zijn oom
[medeverdachte 2] of hij nog ‘balletjes’ thuis heeft liggen en op 19 januari 2020 vraagt hij om een ‘bal’, waarop zijn oom antwoordt dat hij kleine maar ‘krokante brokjes’ heeft liggen. Het is een feit van algemene bekendheid dat in het drugscircuit met ‘balletjes’ alsmede met ‘krokante brokjes’ cocaïne wordt bedoeld. Dit geldt ook voor de termen ‘vouwen’ (van wikkels cocaïne) en ‘halve en hele’ (grammen) die in een WhatsApp gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte] naar voren komen, en dat de verdachte een bal voor [medeverdachte] heeft. Nu de verdachte geen verklaring heeft gegeven omtrent het gebruik van deze termen, gaat de rechtbank er derhalve vanuit dat in de hiervoor bedoelde gesprekken dan wel berichten werd gedoeld op cocaïne. Ook is er een telefoongesprek waaruit volgt dat
[medeverdachte 2] aan de verdachte zegt dat er twee personen zijn die iets willen hebben en dat één daarvan bij de Jumbo staat en de verdachte gaat appen. De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat de verdachte handelde in cocaïne vanaf 1 januari 2020.
In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat de verdachte vanaf de start van de tenlastegelegde periode handelde in verdovende middelen. Op camerabeelden van 4 juli 2019 wordt de verdachte door verbalisanten herkend als bijrijder van een Mercedes. Te zien is dat de verdachte als bijrijder van die Mercedes een kort contactmoment heeft met een man op een parkeerplaats en iets overhandigt aan deze man. De rechtbank overweegt dat deze handelingen er weliswaar op duiden dat de verdachte ook al in juli 2019 verdovende middelen dealde, maar dat niet vastgesteld kan worden of het ging om cocaïne zoals hem ten laste is gelegd. Buurtbewoners van de omgeving waar die beelden zijn opgenomen, hebben namelijk verklaard dat zij niet alleen cocaïne maar ook hasj van een dealer kochten. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de als feit 1 tenlastegelegde handelingen voor zover die zouden zijn verricht in de periode vóór 1 januari 2020.
Medeplegen
De rechtbank acht medeplegen bewezen nu uit de hiervoor genoemde telefoongesprekken en berichten volgt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] als het gaat om het verhandelen van cocaïne. Ook is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] ten aanzien van het verhandelen van cocaïne. Dit volgt uit de berichten die gaan over cocaïne, de berichten waarbij de verdachte [medeverdachte] naar verschillende adressen stuurt, en de aanhouding van [medeverdachte] op 30 januari 2021 kort nadat de verdachte aan [betrokkene 1] cocaïne heeft verkocht, terwijl [medeverdachte] uit de Volkswagen Polo stapt die wordt bestuurd door de verdachte en die [medeverdachte] bij zijn vlucht een bolletje cocaïne van 50 gram weggooit.
Conclusie ten aanzien van feit 1
Op grond van voornoemd bewijs in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigd bewezen dat de verdachte zich in de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 januari 2021 in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne, en daarmee het onder 1 tenlastegelegde heeft gepleegd.
Feit 4
Zoals hiervoor overwogen, is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking bij het verhandelen van cocaïne tussen de verdachte en [medeverdachte] . Kort voordat [medeverdachte] de bol cocaïne weggooide, hadden zij cocaïne verkocht aan [betrokkene 1] . De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verdachte wist van de bol cocaïne die [medeverdachte] in de Volkswagen Polo voorhanden had en die door [medeverdachte] bij zijn vlucht uit die auto is weggegooid. En dat hij als de dealer die kort daarvoor cocaïne heeft verstrekt aan [betrokkene 1] ook de beschikkingsmacht over die bol cocaïne had.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in vereniging met een ander 50 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Feiten 2 en 3
Valsheid in geschrifte (feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat de in de tenlastelegging vermelde arbeidsovereenkomst, kasbewijzen en salarisspecificaties vals zijn en overweegt hiertoe als volgt.
In de arbeidsovereenkomst is vermeld dat de verdachte sinds 31 december 2019 in dienst is getreden als chauffeur bij [bedrijf 1] en daarvoor loon ontvangt. Op alle loonspecificaties stond dat loon was uitbetaald op een rekeningnummer. Uit de kasbewijzen volgt dat de verdachte de loonbetalingen contant zou hebben ontvangen. Het dienstverband van de verdachte bij [bedrijf 1] is noch bij het UWV – van welke instantie de verdachte in 2019 een uitkering ontving – noch bij de belastingdienst bekend. Verder ontbreekt concrete informatie waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de loonstroken betrekking hebben op daadwerkelijk gewerkte uren door de verdachte. Er zijn geen werkstaten en/of urenoverzichten voorhanden. Daarnaast is sprake van meerdere tegenstrijdige verklaringen. De verdachte is in oktober 2020 door de politie gehoord en heeft toen verklaard geen werk te hebben. Ook zijn moeder heeft bij de politie op 30 januari 2021 verklaard dat haar zoon geen baan heeft. Ook hebben de verdachte en zijn werkgever tegenstrijdige verklaringen over de werktijden van de verdachte afgelegd en of de verdachte een uitzendkracht is of in loondienst is. Er is één girale loonbetaling geadministreerd, namelijk op 16 februari 2021 (net buiten de tenlastegelegde periode). De rechtbank merkt op dat dit twee weken is nadat de politie heeft geprobeerd de verdachte aan te houden en drie dagen nadat de verdachte zich heeft gemeld op het politiebureau en hij is aangehouden. Verder zitten er ongerijmdheden in de documenten. Alle kasbewijzen zijn op volgorde genummerd. Dat duidt erop dat alle briefjes nagenoeg allemaal achter elkaar op eenzelfde moment zijn uitgeschreven. De verdachte heeft niet de contractueel overeengekomen vakantietoeslag ontvangen, zo volgt uit de salarisspecificaties en kasbewijzen. Tot slot kwam de data van de kasbewijzen niet overeen met de data van de salarisspecificaties.
Gelet op deze feiten en omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat de in de tenlastegelegde genoemde geschriften vals zijn. [betrokkene 5] heeft de documenten als werkgever opgemaakt en de verdachte heeft de arbeidsovereenkomst naar eigen zeggen ondertekend. Door deze documenten te doen overleggen aan de politie, heeft de verdachte opzettelijk gebruik gemaakt van deze valse documenten als waren zij echt en onvervalst, met het kennelijke doel de politie te misleiden en de herkomst van de contante gelden te verhullen. Dat bij het UWV op een later tijdstip alsnog loongegevens bekend zijn geworden, maakt dit niet anders. Ook die loongegevens berusten naar het oordeel van de rechtbank op valse correctie-aangiften die [betrokkene 5] als werkgever op 9 februari 2021 eveneens na de aanhouding van de verdachte heeft gedaan.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in vereniging schuldig is aan valsheid in geschrifte in de ten laste gelegde periode.
Witwassen (feit 2)
Uit hetgeen hiervoor is overwogen en vastgesteld, volgt dat de verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. Daarmee heeft hij inkomsten verworven. De manier waarop de € 30.000 is aangetroffen, namelijk verstopt in kleding en in coupures van € 100,-, € 200,- en € 500,-, en het feit dat de verdachte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 januari 2021 in cocaïne dealde, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat het aangetroffen contante geld uit dat eigen misdrijf afkomstig is.
Onder deze omstandigheden mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare, niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de contante geldbedragen die in beslag zijn genomen terwijl zijn moeder die vervoerde maar die naar zijn zeggen van hem zijn, niet direct of indirect van misdrijf afkomstig zijn.
De verdachte heeft verklaard dat het aangetroffen contante geld zijn loon is dat hij heeft verdiend sinds 31 december 2019 als chauffeur bij [bedrijf 1] en spaargeld. Zoals hiervoor overwogen, is komen vast te staan dat de verdachte in de desbetreffende periode geen geregistreerd inkomen heeft genoten en evenmin (bij de belastingdienst opgegeven) vermogen heeft gehad en dat de documenten betreffende verdachtes dienstverband bij [bedrijf 1] vals zijn. Het aangetroffen contante geld betreft dus geen loon uit arbeid. Dat het geld deels spaargeld betrof, zegt misschien iets over het doel, maar niets over de
herkomstvan het geld. De verdachte heeft niet verklaard welk deel spaargeld zou zijn en over de herkomst daarvan overigens ook geen concrete, verifieerbare, niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met zijn verklaringen het vermoeden dat de aangetroffen geldbedragen onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig zijn niet weerlegd.
De verdachte heeft dat geld niet alleen verworven en voorhanden gehad. Verdachtes gedragingen zijn er in de ten laste gelegde periode (die niet eindigt op het moment van het aantreffen van het geld maar op het moment van zijn aanhouding) ook op gericht geweest de herkomst van dat geld te verhullen. Immers heeft verdachte opzettelijk valse documenten mee opgemaakt en daarvan gebruik gemaakt om te doen lijken dat de aangetroffen contanten zijn loon uit dienstverband betreft, terwijl gebleken is dat hij niet in dienst was en aan hem dus ook geen loon is uitbetaald.
De stelling van de officier van justitie dat ook sprake zou zijn van witwassen door het huren van auto’s, wordt door de rechtbank verworpen nu uit de tenlastelegging onvoldoende duidelijk volgt dat dit aan de aan de verdachte ten laste is gelegd.
Feiten 5 en 6
Verlaten plaats ongeval (feit 5)
Op 30 januari 2021 heeft aan de Oranjelaan te De Lier een verkeersongeval plaatsgevonden. Bij dat ongeval waren [betrokkene 6] (met haar Ford Fiesta met kenteken [kenteken 3] ) en de bestuurder van een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] betrokken. De verdachte heeft bekend dat hij de bestuurder van de genoemde Volkswagen was, dat hij tegen de spiegel van de Ford Fiesta is gereden, dat hij niet is gestopt en de plaats van het ongeval heeft verlaten. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat hij wist dat hij schade had toegebracht aan de Ford Fiesta.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Artikel 5a WVW 1994 (feit 6)
Het onder 6 tenlastegelegde feit is toegesneden op artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). De rechtbank moet in dat verband beoordelen of de verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a)
De verkeersregels
De verdachte wordt verweten dat hij de verkeersregels heeft geschonden. Daarbij gaat het volgens de officier van justitie om onvoldoende rechts houden, (meermalen) overschrijden van de maximumsnelheid, gevaarlijk rijden waardoor hij een voertuig aanrijdt, het negeren van een politiestopteken/-transparant, en het inhalen in een onoverzichtelijke bocht. De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat de verdachte die gedragingen inderdaad heeft verricht. Deze gedragingen zijn in artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels, al dan als het overtreden van een andere verkeersregel als bedoeld in artikel 1 onder m van artikel 5a WVW 1994. De verdachte heeft dus de verkeersregels geschonden, als bedoeld in dat artikel.
b)
In ernstige mate
Artikel 5a WVW 1994 heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen.
De verdachte heeft meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels geschonden, met als enige doel om te ontkomen aan de politie die hem wilde aanhouden. Zo heeft de verdachte een politieteken genegeerd, de maximumsnelheid aanzienlijk overschreden, en heeft hij een ander voertuig aangereden. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c)
Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de verkeersregels opzettelijk heeft geschonden, gelet op de verklaring van de verdachte dat hij, nadat hij zag dat de politie hem achtervolgde, doelbewust heeft geprobeerd aan de politie te ontkomen en daarbij diverse verkeersovertredingen heeft begaan. Daarin ligt een bewuste keuze besloten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hierboven vermelde gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d)
Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt wel uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [betrokkene 6] schade aan haar auto heeft opgelopen. Daarnaast is de rechtbank gebleken dat nietsvermoedende voetgangers in een winkelgebied opzij moesten springen. Deze waren niet bedacht op een gemotoriseerde verkeersdeelnemer in het winkelgebied die ook nog eens zó hard reed, namelijk 70 kilometer per uur waar 30 kilometer per uur toegestaan was. Een mogelijk fatale aanrijding of een aanrijding waarbij ook anderen zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen oplopen, was bepaald niet denkbeeldig geweest.
Dat betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW 1994. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, namelijk roekeloosheid.
De rechtbank acht het onder 6 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte “klootzak” of woorden van gelijke strekking heeft geroepen in de richting van [slachtoffer] . [getuige 1] heeft gehoord dat tussen de verdachte en [slachtoffer] een woordenwisseling ontstond. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat er een woordenwisseling ontstond met drukke handbewegingen. Nu de beide getuigen - afzonderlijk van elkaar - hebben verklaard dat sprake was van een verhitte woordenwisseling, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangever dat de verdachte “klootzak” tegen hem heeft gezegd. De rechtbank acht eveneens bewezen dat de verdachte heeft gespuugd in het gezicht van [slachtoffer] . Ook dit volgt uit de aangifte en de verklaringen van de beide getuigen [getuige 1]
De verklaring van de verdachte dat hij de bestuurder op dat moment niet was en dat hij weleens zijn auto uitleent, is onvoldoende aannemelijk gemaakt en schuift de rechtbank terzijde.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij, tezamen en in vereniging met anderen,
inde periode van 1
januari 2020tot en met 30 januari 2021 in Nederland, op meer momenten, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op
30 januariin Nederland van geld, de werkelijke herkomst heeft verhuld en
dat geldvoorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen (
geld) afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
3
hij, tezamen en in vereniging met een ander
inde periode van 30 januari 2021 tot en met 13 februari 2021 te De Lier
,opzettelijk gebruik heeft gemaakt
vanen voorhanden heeft gehad valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid, zakelijk weergegeven:
- een (gefingeerd) arbeidscontract, als ware dit een geldig arbeidscontract tussen ‘ [bedrijf 1]
’ als werkgever en verdachte als werknemer meerdere kasbewijzen (als ware deze
bewijzenvoor contante uitbetaling door
‘ [bedrijf 1] ’ aan verdachte) met op die kasbewijzen (onder meer)
weergegeven dat die maand/periode 1.938,85 euro (contant) is uitbetaald, en
-
meerderesalarisspecificaties van ‘ [bedrijf 1] ’ (als ware dit
bewijs/onderbouwing voor uitbetaling van salaris op de bankrekening van verdachte), met op deze salarisspecificaties (onder meer) weergegeven:
dat 1.938,85 euro (op rekeningnummer [rekeningnummer 1] , ten name van verdachte) is uitbetaald en
dat (die maand) 431,15 euro loonheffing is ingehouden,
terwijl in werkelijkheid geen sprake is van een arbeidsverhouding (als werkgever-werknemer) tussen ‘ [bedrijf 1] ’ en verdachte - in ieder geval niet voor de duur, periode en/of overeenkomst zoals weergegeven in/op het arbeidscontract en/of de kasbewijzen en/of de salarisspecificaties - en;
dat in werkelijkheid geen sprake is
vandaadwerkelijke uitbetaling van salaris/loon in verband met verrichte (legale) werkzaamheden (als chauffeur) door verdachte.
4
hij, tezamen en in vereniging met een ander, op
30 januari2021
in degemeente Westland (althans in Nederland) opzettelijk aanwezig heeft gehad 50 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in De Lier op
deOranjestraat ,
op 30 januari 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander (te weten [betrokkene 6] , althans de Ford Fi
esta met kenteken [kenteken 1] ) schade was toegebracht;
6
hij op 30 januari 2021 te De Lier, gemeente Westland als bestuurder van een voertuig (personenauto: Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] ), daarmee rijdende op de J.H. van Kinsbergenstraat en Hoofdstraat en Oranjestraat en pr. Irenestraat en ‘t Perron en de Sportlaan, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- onvoldoende rechts te houden en
- het (meermalen) overschrijden van de maximumsnelheid en
- een ander voertuig aan
terijden en;
- het negeren van een politiestopteken/-transparant en
-
hetinhalen in een onoverzichtelijke bocht;
door welke verkeersgedraging
(en
)van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor ander
(en
)te duchten was;
7
hij op 2 juni 2020 te De Lier, opzettelijk [slachtoffer] , in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden en mondeling, heeft beledigd, door tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘Klootzak’ (en/of woorden van gelijke aard en/of strekking) en die [slachtoffer] in het gezicht te spuwen;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat bij bewezenverklaring van de feiten 5 en 6 een gevangenisstraf van maximaal 8 maanden passend is, rekening houdend met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest zit. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat voor feit 1 maximaal 12 maanden opgelegd kan worden, indien een periode van 6 maanden bewezen wordt verklaard.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van harddrugs, 50 gram cocaïne, en heeft gedurende een periode van dertien maanden samen met anderen gehandeld in cocaïne. Dit geeft overlast op straat en aan de omwonenden. Het is algemeen bekend dat cocaïne sterk verslavend is en schadelijk voor de gezondheid. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat veel criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. De verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor. De verdachte heeft zich om deze gevolgen niet bekommerd en enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Hiermee samenhangend heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van geldbedragen van in totaal ten minste € 30.000,‑. Witwassen heeft een ontwrichtende werking op de economie, omdat investeringen en uitgaven worden gedaan met geld dat oorspronkelijk afkomstig is uit criminele activiteiten. Daardoor wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer schade toegebracht.
De verdachte heeft getracht de illegale herkomst van het aangetroffen geld te verhullen door – in vereniging met een ander – valse stukken zoals een arbeidsovereenkomst en kasbewijzen van loonbetalingen op te maken en over te leggen. Het belang dat met het strafbaar stellen van dit handelen wordt beschermd, is het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer gesteld moet kunnen worden in de juistheid van bepaalde geschriften. Dat vertrouwen heeft de verdachte geschaad.
De verdachte heeft voorts als bestuurder van een auto opzettelijk verschillende verkeersregels geschonden en daarbij voetgangers rakelings gepasseerd dan wel bijna aangereden als zij niet waren weggesprongen. De verdachte heeft zich daarmee volstrekt onverantwoordelijk gedragen op de weg. Hij heeft welbewust onaanvaardbare risico’s genomen en andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht. Het is een gelukkig toeval dat niemand als gevolg van het gedrag van de verdachte ernstig letsel of erger heeft opgelopen. Uiterst kwalijk is bovendien dat de reden voor dit gevaarlijke rijgedrag was dat de verdachte aan de politie wilde ontkomen.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een verkeersdeelnemer door hem uit te schelden en in het gezicht te spugen. Dat is smerig en respectloos gedrag. Bovendien heeft het spugen verstrekkende gevolgen voor het slachtoffer gehad: zo moest hij in thuisquarantaine (afgezonderd van zijn gezin) in afwachting van de uitslag van zijn coronatest en kon hij dus ook niet naar zijn werk. De angst en onzekerheid die het spugen in corona tijd met zich meebrengt is onderschat door de verdachte, hetgeen de rechtbank hem aanrekent.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 8 juni 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 16 februari 2021, waaruit volgt dat de reclassering adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank neemt dit advies over en past het volwassenenstrafrecht toe.
Straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting.
De periode dat de verdachte in cocaïne heeft gehandeld, namelijk 13 maanden, is langer dan het in de oriëntatiepunten genoemde uitgangspunt bij een maximale periode van 12 maanden, dus zal de rechtbank ook een langere gevangenisstraf opleggen dan 12 maanden. Eveneens in straf verhogende zin neemt de rechtbank mee dat de verdachte samen met anderen, dus in min of meer georganiseerd verband, in cocaïne heeft gehandeld. Het dossier bevat bovendien sterke aanwijzingen dat de verdachte langer dan 13 maanden in drugs heeft gehandeld. Daarvan kon echter niet worden vastgesteld dat dat ook handel in cocaïne/harddrugs betrof. Alles afwegende acht de rechtbank voor het dealen in harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden.
De rechtbank neemt ten aanzien van feit 2 (witwassen) als vertrekpunt voor de op te leggen straf de LOVS-oriëntatiepunten voor fraude. Daarin is geformuleerd als uitgangspunt 2 tot 5 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf bij een benadelingsbedrag tot € 30.000,-. Samen met de valsheid in geschrift die de verdachte met een ander heeft gepleegd en die ten doel had het verhullen van het witwassen, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden voor die feiten passend.
Tot slot acht de rechtbank voor de verkeersfeiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden passend en geboden.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank komt daarmee tot een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist, mede gelet op het feit dat de rechtbank in haar bewezenverklaring tot een kortere dealperiode komt dan de officier van justitie als uitgangspunt voor zijn strafeis heeft genomen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering (https://dlm.ssr.nl/module/238/30711), aan de orde is.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[betrokkene 6] heeft zich als benadeelde partij van feit 5 gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 200,84, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Tevens heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij van feit 7 gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 625,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 125,- materiële schade en € 500,- immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Vordering [betrokkene 6]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering [slachtoffer]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Vordering [betrokkene 6]
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Vordering [slachtoffer]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering niet voldoende is onderbouwd en verzoekt dat de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering. Meer subsidiair - indien de rechtbank het tenlastegelegde bewezen acht - verzoekt de raadsman het gevorderde bedrag te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [betrokkene 6]
De vordering van de benadeelde partij wordt niet betwist door de verdediging. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit 5.
De rechtbank zal deze vordering toewijzen, inclusief de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 januari 2021 tot de dag der algehele voldoening, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 200,84 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
30 januari 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering [slachtoffer]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij
[slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit 7.
Ter zitting heeft de benadeelde partij toegelicht welke impact dit incident op hem en zijn familie heeft gehad. [slachtoffer] voelde zich vies, hij moest een aantal dagen in quarantaine afgezonderd van zijn gezin in verband met een mogelijke coronabesmetting als gevolg van het spugen, kon niet naar zijn werk en zat dagen in onzekerheid in afwachting van de uitslag van zijn coronatest. Deze gevoelens van onrust en onzekerheid vanwege het besmettingsrisico kunnen heftig zijn omdat een besmetting ook consequenties kan hebben voor (kwetsbare) naasten van het slachtoffer. De rechtbank acht de vordering als vergoeding ter zake van immateriële schade van € 500,00 derhalve toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening.
Dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden is onvoldoende onderbouwd. De vordering zal voor het deel dat ziet op de gevorderde materiële schade dan ook worden afgewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
2 juni 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen – zoals vermeld op de als bijlage II aangehechte beslaglijst – gevorderd dat:
- de voorwerpen zoals die zijn vermeld onder de nummers 1, 2, 3, 4 en 5 verbeurdverklaard worden; en
- het voorwerp als vermeld onder nummer 6 wordt teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte geen standpunt ingenomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat onder de verdachte goederen in beslag zijn genomen. Deze zijn weergeven op de zich in het dossier bevindende beslaglijst, gedateerd 17 juni 2021.
Verbeurdverklaring:
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de geldbedragen € 240,-(nummer 1), € 94,30 (nummer 2), € 11.900,- (nummer 3), € 8.000,- (nummer 4) en
€ 10.000,- (nummer 5) op de als bijlage II aangehechte beslaglijst, zullen worden verbeurdverklaard. De geldbedragen zijn voorwerpen die geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.
Teruggave in beslag genomen goederen:
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten 1.00 STK Koptelefoon AirPods (nummer 6) op de als bijlage II aangehechte beslaglijst, zal teruggegeven worden aan de verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36f, 47, 55, 57, 225, 266, 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 7, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2, 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod in vereniging;
ten aanzien van feit 2:
witwassen
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst in vereniging;
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod in vereniging;
ten aanzien van feit 5:
overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 6:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 7:
eenvoudige belediging
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
7 (zeven) MAANDEN.
de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 6]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de veroordeelde om een bedrag van € 200,84, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
30 januari 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [betrokkene 6] ;
veroordeelt de veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 200,84, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [betrokkene 6] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling zal worden toegepast voor de duur van
4 (VIER) DAGEN, de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde om een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
wijst de vordering voor het overige af.
veroordeelt de veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling zal worden toegepast voor de duur van
10 (TIEN) DAGEN, de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurdde blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2, 3, 4 en 5;
gelast de teruggaveaan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 6.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.M. Loos voorzitter,
mr. M.S. Neervoort rechter,
mr. M.M. Dolman, rechter,
in tegenwoordigheid van A.M.C. van der Zwan, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2021.
Bijlage I
De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [Pl nummer] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 619), de aanvullende processen-verbaal met het nummer [Pl nummer] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 620 t/m 806, en 833 t/m 877), het aanvullende proces-verbaal met het nummer BVH:2019355128, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 878 t/m 897) en het proces-verbaal met het nummer [Pl nummer] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 807 t/m 832).).
Feiten 1 en 4
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 februari 2020 (p. 262 t/m 265), voor zover inhoudende:
Op 10 januari 2020 werd er een telefoontap aangesloten op het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit mobiele telefoonnummer was in gebruik bij verdachte [verdachte] .
11 januari 2020 15:22 uur, tegennummer te naam gesteld op [medeverdachte 2] :
[verdachte] vraagt of [medeverdachte 2] nog balletjes thuis heeft liggen. Vervolgens blijkt uit het gesprek dat [medeverdachte 2] de balletjes mogelijk niet thuis heeft liggen maar hij gaat ze wel pakken.
19 januari 2020, 18:02 uur, tegennummer te naam gesteld op [medeverdachte 2] :
[verdachte] vraagt of [medeverdachte 2] niet een bal kan brengen en of hij dan de andere ook mee kan brengen. [medeverdachte 2] vindt dat goed en zegt dat het wel allemaal kleine brokjes zijn. Het zijn wel goeie maar krokant. [verdachte] zegt later dat hij 2 barkie nodig heeft.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 februari 2020 (p. 283 t/m 285), voor zover inhoudende:
15 februari 2020: Om 18.05 uur zag het flex-team dat [verdachte] als bestuurder van een Seat Ibiza ( [kenteken 4] ) op het parkeerterrein Pijperplein in
‘s-Gravenzande kort contact had met de bestuurder van een Tesla ( [kenteken 5] ). [verdachte] stapte als bijrijder in de Tesla waarna hij kort hierna weer uitstapte en wegreed in de Seat. Om 18.14 uur zag het flex-team dat [verdachte] als bestuurder van een Seat Ibiza ( [kenteken 4] ) op het parkeerterrein van Sportpark Polanen in Monster kort contact had met twee mannen. Deze twee mannen stapten na het korte contact uit de Seat Ibiza van [verdachte] en liepen elk een andere kant op.
Om 20.35 uur zag het flex-team dat [verdachte] op de Van der Vennestraat in Den Haag als bijrijder in een VW Polo( [kenteken 6] ) stapte, kort contact had en hierna weer als bestuurder van zijn Seat Ibiza( [kenteken 4] ) wegreed.
Om 21.18 uur zag het flex-team dat [verdachte] op een parkeerplaats aan de Crocus in Naaldwijk kort contact had met de bestuurder van een Mitsubishi Colt ( [kenteken 7] ).
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 februari 2020 (p. 307 t/m 308), voor zover inhoudende:
In de periode tussen 30 januari 2020 t/m 29 februari 2020 zijn er 6 gesprekken gevoerd welke mogelijk gaan over verdovende middelen.
Sessie 24913, 8/2/2020, 2:37 uur, tegennummer te naam gesteld op [betrokkene 7] welke beschreven wordt als [medeverdachte 2] . Korte samenvatting tapgesprek:
[verdachte] zegt dat hij er is. [medeverdachte 2] zegt dat hij eraan komt. [verdachte] peilt op dat moment uit in de nabije omgeving van de Hoekse Brink 219 te Hoek van Holland. [betrokkene 7] woont aan de Planciusstraat 42 te Hoek van Holland. Deze locaties zijn 200 tot 300 meter van elkaar verwijderd. Uit eerdere observaties is gebleken dat [verdachte] vaak voor korte ontmoetingen naar Hoek van Holland rijdt. Uit het politie systeem blijkt dat [betrokkene 7] in 2004 veroordeeld is voor het aanwezig hebben van harddrugs.
Sessie 25133, 8/2/2020, 16:27 uur, tegennummer te naam gesteld op [medeverdachte] welke beschreven wordt als [medeverdachte 2] . Korte samenvatting tapgesprek:
[verdachte] zegt dat die jongen komt en dat [medeverdachte 2] gelijk die andere wat open stond moest geven.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 november 2020 (p. 324 t/m 325), voor zover inhoudende:
In de periode tussen 29 februari 2020 t/m 30 maart 2020 zijn er 6 gesprekken gevoerd welke mogelijk gaan over verdovende middelen.
Sessie 68583, 20/3/2020, 17:52 uur, tegennummer te naam gesteld op [medeverdachte 2] wonende te Poeldijk welke wordt beschreven als [medeverdachte 2] . Korte samenvatting tapgesprek: [verdachte] zegt 'laat ze appen dan'. [medeverdachte 2] zegt 'hij komt vandaag, 41 op het laatst. [verdachte] heeft nog niks binnen gehad. [medeverdachte 2] zegt eentje van 41 op het laatst en eentje van 03 op het laatst. [verdachte] weet het echt niet en vraagt 'SMS gewoon wat ze moeten hebben'. [medeverdachte 2] zegt tegen [verdachte] : 'Hij staat bij de Jumbo, hij gaat jou appen als het goed is.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 maart 2021 (p. 732 t/m 735),
voor zover inhoudende:
Ik bekeek de Whatsapp geschiedenis tussen de gebruiker van de telefoon [medeverdachte] en het contact [verdachte] . Uit de berichtgeving van 25 juli 2020 blijkt dat de verdachte [medeverdachte] naar de verdachte [verdachte] stuurde dat hij ‘zo ging vouwen’. Waarop [verdachte] naar [medeverdachte] antwoorde dat hij ‘30 hele en de rest halve’ moest maken.
Hoogstwaarschijnlijk gaat bovenstaande berichtgeving over het vouwen van zogeheten ponypacks. Een ponypack betreft een klein envelopje met daarin doorgaans circa 0,5 gram cocaïne.
Uit de berichtgeving van 10 september 2020 blijkt dat de verdachte [medeverdachte] naar verschillende adressen stuurde. Ik vermoedde dat deze berichtgeving betrekking heeft over het leveren van harddrugs aan de afnemers.
Over de resterende periode tot 11 november 2020 volgt dat de verdachte een ‘bal’ voor [medeverdachte] heeft.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 januari 2021 (p. 351 t/m 352), voor zover inhoudende:
Op 30 januari 2021 omstreeks 14.00 uur bevond ik verbalisant [verbalisant 1] mij in de Lier. Toen ik omstreeks 14.30 uur het Oranjeplein opreed zag ik dat in de parkeervakken een grijze Seat Ibiza stond met kenteken [kenteken 8] . Ik zag dat er twee mannen in het voertuig zaten. De tenaamgestelde van dit voertuig is [betrokkene 1] . Ik zag dat de bijrijder van de Seat Ibiza uitstapte. Deze man bleek later te zijn [betrokkene 2] . Ik zag dat het voertuig van [verdachte] , de zwarte VW Polo met kenteken [kenteken 9] -P op het Oranjeplein reed en naast de grijze Seat Ibiza stopte.
Vervolgens zag ik dat de bijrijder van de zwarte VW Polo uitstapte en richting de grijze Seat Ibiza liep. Ik herkende de man als [betrokkene 1] . Kort daarna liep [betrokkene 2] terug naar de grijze Seat Ibiza.
6. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 2] , opgemaakt op 30 januari 2021 (p. 175 t/m 178), voor zover inhoudende:
V: Waar had je vandaag afgesproken?
A: In de Lier, bij de Jumbo. Mijn vriend heb effe met die gozer in contact geweest.
V: Wat heeft jouw vriend precies gekocht?
A: Cocaïne. Een gram, of anderhalve gram. Anderhalf dacht ik.
V: Van wie heb je verdovende middelen gekocht?
A: Van die gozer van wie ik het telefoonnummer heb. Ik ken die gozer zelf niet. Hij heet iets van [verdachte] ofzo.
V: Hoe lang koop je al bij deze dealer?
A: Een half jaar zeker. Rond de zomer was dat een keer voor het eerst.
V: Wat koop je allemaal bij deze dealer?
A: Alleen cocaïne.
V: Hoe staat de dealer in je telefoon?
A: PostNL.
V: In wat voor een auto rijdt de dealer?
A: Een zwarte Golf.
7. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 1] , opgemaakt op 30 januari 2021 (p. 184 t/m 187), voor zover inhoudende:
V: Wat had je vandaag afgesproken?
A: Coke halen, verder niet. Daarna naar huis. Ik ben wezen wandelen met [betrokkene 2] in Delftse Hout. Hij vroeg aan mij of ik iets voor hem kon regelen.
V: Wat bedoel je met dat regelen?
A: Ik zou cocaïne voor hem regelen. Vandaar dat u coke bij mij aantrof.
V: Hoe is die ontmoeting gegaan?
A: Via de telefoon. Gewoon appen, bellen, sms’en.
V: Weet je wat je vriend heeft gekocht en hoeveel?
A: Als het goed is cocaïne. Als het goed is anderhalve gram
V: Koop je vaker verdovende middelen bij deze dealer?
A: Ja, voor anderen.
V: Hoe vaak koop je gemiddeld iets voor jezelf/anderen per week?
A: l keer per week. Meestal anderhalve gram, soms meer.
V: Hoe lang koop je al bij deze dealer?
A: Een half jaartje.
V: Wat kun je allemaal bij deze dealer kopen?
A: Wat ik alleen weet is coke.
V: Op vrijdag 15 januari 2021 omstreeks 18:00 uur werd door collega’s gezien dat jij bij de dealer, waar je vandaag ook mee had afgesproken, bent gezien. Klopt dat?
A: Uiteraard.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 januari 2021 (p. 443), voor zover inhoudende:
Op zaterdag 30 januari 2021 omstreeks 18:35 uur verhoorde ik verbalisant [verbalisant 2] de verdachte [betrokkene 2] . Ik verhoorde hem ter zake het bezit van harddrugs. Uit onderzoek bleek dat [betrokkene 2] met zijn telefoonnummer naar de drugsdealer had gebeld. Dit bleek uit de verklaring van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zelf. Ik vroeg aan [betrokkene 2] of hij het telefoonnummer van de drugsdealer in zijn telefoon had staan. Ik hoorde dat [betrokkene 2] zei dat hij het telefoonnummer van de drugsdealer in zijn telefoon had opgeslagen had onder de naam 'Post nl'.
Ik zag dat verdachte [betrokkene 2] zijn telefoon opende en in zijn contacten zocht. Hierna zag ik dat hij mij een contact liet zien genaamd:
"Post NL". Ik zag dat het bijbehorende telefoonnummer was: [telefoonnummer 2] .
Ik zag ook dat er vandaag, zaterdag 30 januari 2021, twee keer een uitgaande oproep was gedaan afkomstig van het telefoonnummer van verdachte [betrokkene 2] naar het contact met de naam Post NL. Ik zag dat deze twee gesprekken hadden plaatsgevonden om:
- 14:38 uur en 1 seconde duurde
- 14:24 uur en 3 seconden duurde
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 februari 2021 (p. 498 t/m 501), voor zover inhoudende:
Op woensdag 10 februari 2021 deed ik verbalisant [verbalisant 3] onderzoek naar de historische gegevens van het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] .
Uit de historische gegevens bleek dat in de periode van 02 augustus 2020 tot en met 02 februari 2021 de zendmast aan de [adres 1] in De Lier veruit het vaakst werd aangestraald (4868 keer).
Omdat de zendmast aan de [adres 1] het meest werd aangestraald is het aannemelijk dat dit de zendmast betreft die vanuit de woning van de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] wordt aangestraald.
Ik raadpleegde de onderlinge afstand tussen de zendmast aan de [adres 1] en het woonadres van de verdachte M. [verdachte] aan de [adres 2] in De Lier. Ik zag dat de onderlinge afstand ongeveer 355 meter betreft(zie bijlage 1). Ik bekeek op de antennekaart de locaties van de KPN zendmasten in De Lier en zag dat er drie KPN zendmasten in De Lier aanwezig zijn waarvan de zendmast aan de [adres 1] het dichtst in de buurt staat van het woonadres van de verdachte [verdachte] gelegen aan de [adres 2] in De Lier.
Ik zag dat de gebruiker van het nummer + [telefoonnummer 2] om 14.40 uur een sms stuurde naar [betrokkene 2] die [betrokkene 2] om 14.50 uur per sms beantwoordde. Kort na dit contact van 14.50 uur had [betrokkene 2] op de parkeerplaats aan het Oranjeplein in
De Lier 1,5 gram cocaïne gekocht bij de verdachte [verdachte] . Nadat de overdracht had plaatsgevonden werd [betrokkene 2] aangehouden.
Het is aannemelijk gezien het berichtenverkeer en de thuismast dat de verdachte [verdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] .
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 februari 2021 (p. 669 t/m
670), voor zover inhoudende als verklaring [betrokkene 3] :
V: Je hebt vaak contact gehad met telefoonnummer [telefoonnummer 2] , dit is het
nummer van een drugsdealer. Wat kan jij hierover verklaren?
A: Ik weet wel wie van wie dat nummer is.
V: Dus je koopt cocaïne?
A: Ja klopt.
V: Hoelang is de periode geweest dat je hebt gekocht bij deze dealer?
A: Een halfjaar ongeveer denk ik. Vanaf vorig jaar april.
V: Tot wanneer kocht je bij de dealer?
A: Tot 3 weken terug.
V: Hoe vaak had je contact met je dealer per week?
A: Echt vaak, ik denk wel 2 á 3 keer per week.
11. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 februari 2021 (p. 698), voor zover inhoudende:
Uit het onderzoek beschreven in het proces-verbaal 2019355128-97 bleek dat in de periode van 02 augustus 2020 t/m 02 februari 2021 het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] , 661 keer voor kwam in de historische gegevens van het dealernummer + [telefoonnummer 2] .
Het nummer + [telefoonnummer 3] staat op naam gesteld van [betrokkene 3] . [betrokkene 3] is op 18 februari 2021 een verklaring afgenomen. Hierin verklaarde hij dat hij cocaïne bestelde via het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] wat volgens hem toebehoord aan 'dat Marokkaantje'.
Ik verbalisant [verbalisant 3] onderzocht de historische gegevens van het dealernummer + [telefoonnummer 2] over de periode 02- 08-20 t/m 02-02-21. Ik onderzocht op hoeveel dagen er per maand contact is geweest. Hieruit wordt inzichtelijk hoe vaak [betrokkene 3] waarschijnlijk cocaïne heeft gekocht. Uit dit onderzoek zag ik dat er per maand het volgende aantal dagen contact is geweest:
Augustus 2020: 8 keer
September 2020: 5 keer
Oktober 2020: 9 keer
November 2020: 15 keer
December 2020: 19 keer
Januari 2021: 15 keer.
Totaal: 71 keer
12. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 februari 2021 (p. 719 t/m 720), voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , raadpleegde de historische gegevens van het dealernummer + [telefoonnummer 2] over de periode 02 augustus 2020 tot 02 februari 2021. In totaal is er in de periode van 02 augustus 2020 tot 02 februari 2021 door het nummer + [telefoonnummer 4] van [betrokkene 4] op 7 dagen contact geweest met het dealernummer. Op vragen antwoordt [betrokkene 4] :
Wat kun je bij deze dealer kopen? “Cocaïne”.
Is dat ook wat jij de keren dat je contact zocht hebt gekocht? “Ja”.
Hoeveel kocht je dan, was dat een gram of meer dan dat? “Nee nooit meer dan een gram”.
Wat betaalde je er voor? “50 euro”.
Kun je een omschrijving geven van de dealer? “Marokkaans, 20 jaar zoiets. Meer weet ik echt niet”.
Hoe gaat het in zijn werk, komt hij naar jou, moet jij naar hem? “Hij komt naar je toe en dan spreek je ergens af’.
13. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 januari 2021 (p. 844), voor
zover inhoudende:
Op 30 januari 2021 reed verdachte [verdachte] in een zwarte Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken 9] -P.Ter plaatse zag ik de verdachte [verdachte] achter het stuur zitten en een andere verdachte aan de bijrijderszijde uitstappen. Ik zag de verdachte van de bijrijderszijde wegrende van ons. Ik zag dat de bijrijder iets uit zijn jaszak haalde. Ik zag dat hij iets in de grijze container gooide. Ik zag dat de container leeg was en dat er alleen een wit pakketje in lag, welke was omwikkeld met doorzichtig huishoudfolie. Ik heb dit pakketje uit de container gehaald waarna ik deze heb overgedragen aan de collega’s.
14. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 januari 2021 (p. 847), voor zover inhoudende:
Mijn collega stapte uit met de bedoeling om [verdachte] en [medeverdachte] aan te houden. Op het moment dat [medeverdachte] uit de Volkswagen Polo stapte zag ik dat de Volkswagen Polo met hoge snelheid achteruitreed. Ik hoorde dat [medeverdachte] tijdens zijn onttrekking aan zijn aanhouding een witte brok met hierin, bleek later, een harde inhoud probeerde weg te maken. De harde inhoud van het plastic omhulsel woog alles bij elkaar 54,9 gram, nettogewicht 51,0 gram.
15. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , opgemaakt op 31 januari 2021 (p. 847), voor zover inhoudende:
A: Ik stapte eigenlijk in om hasj te gaan halen.
V: Hoe heet die jongen bij wie je instapte?
A: [verdachte] . Iedereen noemt hem [verdachte] .
V: Door politie wordt gezien dat jij als bijrijder uit een zwarte Volkswagen polo stapte met kenteken [kenteken 9] -P. Wat waren jullie aan het doen?
A: Ik was hasj aan het kopen.
A: Ik heb wat hasj weggegooid
V: Dus [verdachte] is [verdachte] ?
A: Ik weet echt alleen [verdachte] .
V: De persoon met wie je hier op de foto bent gezet en op 19 april 2020 bent gecontroleerd, was dat [verdachte] ?
A: [verdachte] ja.
16. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 februari 2021 (p.635-636),
voor zover inhoudende:
Ik heb een aangetroffen en in beslag genomen partij vermoedelijke verdovende middelen onderzocht. De partij was aangetroffen bij onderstaande verdachte. Achternaam: [medeverdachte]
Voornamen: [medeverdachte] .
De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen bestond uit: 1 dichtgeknoopt boterhamzakje gevuld met witte brokken met een totaal netto gewicht van 50,0 gram (weging Narcotica). Hier is een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AANJ9386NL.
17. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van
16 februari 2021 met zaaknummer 2021.02.16.082 (aanvraag 001), opgesteld door ing. [naam] (p. 864), voor zover inhoudende:
Kenmerk: AANJ9386NL
Omschrijving FO: brokken, wit, uit 50,0 gram; aantal in onderzoek: een
Conclusie: bevat cocaïne.
Feiten 2 en 3
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 januari 2021 (p. 363 t/m 365), voor zover inhoudende:
Ik verbalisant [verbalisant 4] hoorde dat politieambtenaar [politieambtenaar] zojuist had gezien dat er 2 vrouwen de woning verlieten alwaar de verdachte [verdachte] staat ingeschreven en waarbij een van de vrouwen een tas in haar handen had. Ik hoorde dat hij zag dat de vrouwen in een grijze personenauto stapten van het merk Citroen en voorzien van kenteken [kenteken 10]
Ik heb beide vrouwen in het voertuig aangehouden. Ik zag dat er op de grond bij de bestuurdersstoel een tas stond. Ik hoorde politieambtenaar [politieambtenaar] zeggen, dat dit de tas was die hij had gezien bij de verdachte [betrokkene 8] (de rechtbank begrijpt de moeder van de verdachte) bij het verlaten van de woning. Ik keek in de tas en zag dat er meerdere kledingstukken in zaten. Ik zag dat één van de kledingstukken een zwarte gewatteerde jas betrof waarbij aan de linker voorzijde van de borstzak een verdikking zichtbaar was. Ik bekeek de zak bij de verdikking en ik zag dat deze jaszak vol met briefgeld zat.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 januari 2021 (p. 369 t/m 365), voor zover inhoudende:
In de broekzak van de broek zag ik verbalisant [verbalisant 5] een zwartkleurig mapje/portefeuille zitten. In deze portefeuille zag ik geld zitten. In de zwarte gewatteerde jas, zag ik in de linker borstzak veel geldbiljetten zitten.
In de rechter jaszak zag ik geldbiljetten zitten die in het plastic waren gewikkeld. Het totale bedrag in het zwarte mapje bedroeg 11900 euro (zegge
elfduizend negenhonderd). In de linker borstzak zat een bedrag van 8000 euro (zegge achtduizend). In de rechter jaszak zat een bedrag van 10.000 euro (zegge tienduizend).
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 februari 2021 (p. 502 t/m 506), voor zover inhoudende:
Ik verbalisant [verbalisant 2] deed onderzoek in twee telefoons:
Telefoon 1 Samsung telefoon, in beslag genomen bij [medeverdachte 2]
30 januari 2021 om 15:07:09 uur komt er bij moeder een bericht binnen van
[telefoonnummer 5] [verdachte] waarin stond: " [verdachte] "
Telefoon 2 iPhone rood van kleur, in beslag genomen bij [medeverdachte 2]
Op 30 januari 2021 om 14:17:01 uur (UTC+0) komt er bij moeder een bericht binnen van [telefoonnummer 5] waarin stond: ‘Haal alles weg thuis’.
Op 30 januari 2021 om 14:17:01 uur (UTC+0) vindt er een telefoongesprek plaats tussen het telefoonnummer van [medeverdachte 2] en het telefoonnummer + [telefoonnummer 5] dat is gekoppeld aan de naam “ [verdachte] ”. Dit telefoongesprek duurt 00:01:14.
UTC+0 betekent dat het de tijdgrens van het Verenigd Koninkrijk betrof. Nederland is echter UTC+l. Dit houdt in dat het bericht van ‘Haal alles weg thuis’ Nederlandse tijd op zaterdag 30 januari 2021 om 15:17:01 uur ontvangen werd op de telefoon van [medeverdachte 2] .
4. Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , opgemaakt op 31 januari 2021 (p. 151 t/m 161), voor zover inhoudende:
V: Hebben je kinderen [betrokkene 9] en [verdachte] een baan?
A: Nee.
A: Ik heb toch verteld dat ik gebeld werd door hem "mama als je naar Den Haag gaat, neem mijn kleren mee”.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 februari 2021 (p. 526 t/m 536), voor zover inhoudende:
Uit de gegevens van het ICOV blijkt dat de verdachte [verdachte] geen legale bron van inkomsten heeft of heeft gehad waarvan hij zijn uitgaven zou kunnen betalen.
Ook kan er uit de gegevens van het ICOV geen verklaring worden gevonden hoe de verdachte [verdachte] op een legale wijze aan de inbeslaggenomen 30.234 euro aan contanten is gekomen.
Het kan bijna niet anders dan dat de 30.234 euro aan contanten door de verdachte [verdachte] is verdiend met de handel in verdovende middelen.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 februari 2021 (p. 563 t/m 596), voor zover inhoudende:
Tijdens het verhoor op 13 februari 2021 verklaarde verdachte [verdachte] kort samengevat: Dat hij niet naar school gaat maar een baan heeft sinds december 2019. Het eerste jaar kreeg hij cash uitbetaald en de laatste drie maanden kreeg hij via de bank betaald. Hij gaf aan dat hij het geld, de 30.000 euro, gespaard had met geld dat cash uitbetaald was het laatste jaar en verkregen bij verjaardagen. Verderop in het verhoor gaf de verdachte aan dat hij het arbeidscontract en de loonstroken van zijn werk in zijn kamer had liggen.
Hierna ben ik, tezamen met politiemedewerker [verbalisant 3] , naar de woning van verdachte aan de [adres 2] in De Lier gegaan. Hier werd de deur door de moeder van verdachte [verdachte] , genaamd [betrokkene 8] , geopend. Ik hoorde dat politiemedewerker [verbalisant 3] uitlegde dat we ook van haar zoon gehoord hadden dat er loonstroken op zijn kamer zouden liggen en dat we wilde pakken om mee te nemen. Ik zag dat zowel de moeder als de zus van verdachte elkaar aankeken, wenkbrauwen omhoog trokken en met een vragende blik naar elkaar keken. Ik hoorde dat de moeder van
verdachte zei: "Loonstroken?". lk zag dat politiemedewerker [verbalisant 3] de bovenste lade van het ladenblok opende. Ik zag dat er een witte envelop in lag ter grootte van een A4. Ik vroeg aan politiemedewerker
[verbalisant 3] of dat de loonstroken waren. Ik hoorde dat hij antwoorde: "Ja dat zijn ze”.
Op 7 oktober 2020 werd verdachte [verdachte] gehoord ter zake een belediging. Tijdens het verhoor verklaarde hij onder andere:
V: Wat doe je in het dagelijks leven?
A: Niet zo veel. Ik heb momenteel ook geen werk.
V: Wat deed je dan voor werk?
A: Daarvoor deed ik ook nog niks.
V: Wat heb je voor inkomsten?
A: Ik zat in de uitkering tijdelijk, maar die heb ik ook niet meer. Maar momenteel heb ik geen inkomsten.
V: Heb je geld gespaard?
A: Nee niet echt gespaard. Ik ben niet echt van het sparen.
- Ik verbalisant [verbalisant 2] zag dat er op alle loonspecificaties stond dat het was uitbetaald op rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Terwijl verdachte [verdachte] aan gaf dat hij het eerste jaar in cash was uitbetaald. Zie bijlage 3
- Ik zag dat de kasbewijzen, bijlage 2, op volgorde genummerd waren. Zie hiervoor rechts bovenin de lichte nummering. Dit lijkt erop te duiden dat dit uit hetzelfde boekje komt. Ik zie dat het de cijfers 02 tot en met 14 betrof en het laatste kasbewijs betrof nummer 16. Het lijkt erop dat er of geen andere kasbewijzen uitgeschreven werden, het per toeval op volgorde opliep in een periode van een jaar of dat deze briefjes nagenoeg allemaal achter elkaar op eenzelfde moment zijn uitgeschreven.
- Ik zag dat deze kasbewijzen werden verantwoord door [betrokkene 5] Ik zag dat
boekingsnummers van de verschillende kasbewijzen opliepen van 167003 tot en met 167016. Ook hier is het opmerkelijk, net als bij de nummering rechts bovenin op het kasbewijs, dat de nummers op volgorde oplopen.
- In het arbeidscontract zag ik staan dat verdachte [verdachte] 8% vakantietoeslag op zou bouwen van het bruto jaarsalaris en dat dit zou worden uitbetaald in juni. Ik bekeek de salarisspecificaties van verdachte [verdachte] . Ik zag dat de salarisspecificaties steeds van de derde week van de maand waren. Ik keek bij de salarisspecificaties van mei, juni en juli 2020. Ik zag dat op geen van de salarisspecificaties een hoger netto salaris stond dan het gebruikelijke netto maand salaris. Ik zag ook op geen van alle 14 salarisstrookjes een vakantietoeslag stond benoemd of werd uitbetaald. Zie hiervoor de salarisspecificaties bijgevoegd als bijlage 3. Ik zag dat de vakantietoeslag ook niet terugkwam op een van de kasbewijzen toegevoegd als bijlage 2.
- Ik zag dat de data voor de kasbewijzen niet overeenkwamen met de datum van de salarisspecificaties”.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 februari 2021 (p. 678 t/m 687), voor zover inhoudende:
Ik zie in de systemen van de belastingdienst dat [verdachte] in 2020 en 2021 geen enkel inkomen heeft verkregen. Ik zie dat zijn laatste inkomen in 2019 was en een gemeentelijke uitkering betrof. Ik zie dat er geen aangiften inkomstenbelasting gedaan zijn en er geen vermogen bekend is in box 3.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 juni 2021 (p. 881 t/m 889), voor zover inhoudende:
Uit de verstrekte gegevens bleek dat op 09 februari 2021 de werkgever [betrokkene 5] namens het [bedrijf 1] correctie aangiften heeft gedaan voor de werknemer, [verdachte] , geboren [geboortedatum] , voor de periode van januari 2020 t/m december 2020. Op deze correctie aangiften is als aanvangsdatum dienstverband 31-12-2019 genoemd.
Feiten 5 en 6
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 30 januari 2021 (p. 606-607), voor zover inhoudende:
Op 30 januari 2021 reed ik over de Oranjestraat te De Lier. In de bocht kwam een zwarte Volkswagen Golf”. Deze reed zo hard door de bocht dat deze mij linksvoor raakte. De Golf reed door. Hij heeft de plaats van het verkeersongeval verlaten. Door het ongeval is schade toegebracht.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 juni 2021, voor zover inhoudende:
Door de adrenaline en de schrik ben ik wegreden van de politie. Hierbij heb ik gevoeld dat ik de spiegel van de andere auto raakte. Op uw vraag of ik mensen aan de kant heb zien springen, kan ik zeggen dat ik dat niet heb gezien. Ik heb wel als een idioot gereden, want ik wilde ontkomen aan de motoragent die achter mij reed.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 juli 2020 (p. 363-365), voor zover inhoudende:
Ik verbalisant [verbalisant 4] keerde mijn voertuig en reed de J.H. van Kinsbergenstraat in. Ik zag dat de bestuurder zijn voertuig in zijn achterruit zette en met hoge snelheid achteruit reed in de richting van de Hoofdstaat in De Lier. Ik zette de optische en geluidssignalen van mijn dienstmotorfiets aan en gaf het voertuig een stopteken. Ik zag dat de verdachte dit stopteken negeerde en linksaf de Hoofdstraat op reed. Ik zag dat hij zijn voertuig keerde en met hoge snelheid wegreed in de richting van de Oranjestraat . Ik zag dat hij linksaf de Oranjestraat in reed en vervolgens rechtsaf de Pr. Irenestraat in reed. Ik zag dat hij rond die locatie een voertuig raakte en ik zag dat er meerdere nietsvermoedende burgers aan de kant moesten springen. Dit gebied betrof een 30 kilometer zone en ik zag dat de snelheid op mijn boordsnelheidsmeter meerdere malen opliep tot boven de 70 kilometer per uur. Ik zag dat het erg druk was op straat. Op de Sportlaan zag ik dat er een aantal voetgangers de weg overstaken over een voetgangersoversteekplaats. Ik zag dat er op dat moment een man op het laatste moment naar achteren kon stappen om een aanrijding met de Volkswagen Polo te voorkomen. Ik zag dat het voertuig verder reed en ik zag dat hij een voertuig inhaalde in een aldaar gelegen onoverzichtelijke bocht. Vanaf dat punt had de verdachte nooit kunnen zien of een tegenligger aankwam en heeft met gevaar voor eigen en andermans leven deze inhaalactie uitgevoerd.
Feit 7
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 5 juni 2020 (p. 809 t/m 811), voor zover inhoudende:
[slachtoffer] deed aangifte en verklaarde. Ik hoorde dat op 2 juni 2020 te De Lier de bestuurder van de Kia Picanto tegen mij riep: ’Jij klootzak!!‘ en ik zag dat hij direct na deze woorden in mijn gezicht spuugde. Ik voelde dat ik het spuug van deze bestuurder op mijn gezicht kreeg. Ik zag dat de bestuurder van de Kia Picanto direct hard wegreed. Ik zag dat het kenteken van de Kia Picanto [kenteken 11] was.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] opgemaakt op 12 juli 2020 (p. 815 t/m 816), voor zover inhoudende:
Op dinsdag 2 juni 2020 kwam ik met mijn zoon bij [bedrijf 2] vandaan in De Lier. Ik zag en hoorde dat er een woordenwisseling ontstond tussen de bestuurders van beide voertuigen. Ik zag dat beide personen in de auto bleven zitten met de ramen open. Ik zag dat de bestuurder, welke eerder om ons heen schoot, door het raam van de het andere voertuig in het gezicht van de bestuurder spuugde.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt op
14 september 2020 (p. 817 t/m 819), voor zover inhoudende:
Een tijd geleden kwam ik met mijn vader bij [bedrijf 2] vandaan in De Lier. Ik zag dat er een woordenwisseling ontstond tussen de twee bestuurders. Ik zag dat er drukke handbewegingen naar elkaar gemaakt werden. Ik zag dat de ene man, spuugde in de richting van de andere man. De man welke
spuugde, betrof een getinte man, buitenlandse afkomst.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 september 2020 (p. 822-824), voor zover inhoudende:
Naar aanleiding van een aangifte van belediging, waarbij aangever in zijn gezicht is gespuugd, heb ik verbalisant [verbalisant 6] het onderzoek voortgezet.
Het voertuig, waar de verdachte in zou hebben gezeten, een Kia Picanto, zou voorzien zijn van het kentenen [kenteken 11] . Genoemd voertuig staat op naam van een verhuurbedrijf [bedrijf 3] . Vervolgens kregen wij een antwoord vanuit [bedrijf 3] , dat [verdachte] , geboren op 27-10-1999, woonachtig op de [adres 2] te De Lier, op 2 juni 2020, de genoemde auto zou hebben gehuurd.
4.1
een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [bedrijf 3] en M. [verdachte] van 1 juni 2020 (p. 821), als bijlage gevoegd bij het onder 4 genoemde proces-verbaal met als vertrekdatum 1 juni 2020 en retourdatum 8 juni 2020.
Bijlage II