ECLI:NL:RBDHA:2021:7179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring voor woonprobleem in Leidschendam-Voorburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. Mohasselzadeh, had beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 21 november 2020 door verweerder was afgewezen, en dat het bezwaar tegen deze afwijzing op 26 augustus 2020 ongegrond was verklaard. De zitting vond plaats via een Skypeverbinding, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een urgent woonprobleem. Eiseres woont sinds 2015 in een driekamerwoning, maar haar kinderen zijn in 2018 uit huis geplaatst. Verweerder had de aanvraag afgewezen op basis van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening Leidschendam-Voorburg 2019, met inachtneming van een advies van Salude Medisch Advies. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de feiten niet zo bijzonder waren dat er sprake was van hardheid, en dat de huidige woning van eiseres voldoende was voor haar situatie.

De rechtbank concludeerde dat, hoewel eiseres haar kinderen graag weer thuis zou willen hebben, de omstandigheden niet zodanig waren dat een urgentieverklaring verleend moest worden. Eiseres werd geïnformeerd dat zij in de toekomst een nieuwe aanvraag kon indienen als de situatie zou veranderen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. H. Abdolbaghai.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5853
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg, verweerder
(gemachtigde: M. Schuurman).

Procesverloop

Bij besluit van 21 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de urgentieverklaring van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 26 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 22 juni 2021 via een Skypeverbinding. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres woont sinds 2015 in de woning te [plaats] . Het betreft een driekamerwoning op de eerste etage. Vanwege de psycho-sociale klachten van eiseres zijn haar twee kinderen in 2018 uit huis geplaats en onder toezicht gesteld.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen op grond van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening Leidschendam-Voorburg 2019 (de Huisvestingsverordening) met inachtneming van het advies van Salude Medisch Advies. Volgens verweerder is er geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem. Ook zijn de feiten niet zo bijzonder dat sprake is van hardheid.
3. Eiseres voert aan dat haar woning te klein is. Verweerder gaat voorbij aan het feit dat haar kinderen niet teruggeplaatst kunnen worden zolang zij in een driekamerwoning woont. Om deze reden is een grotere woning noodzakelijk.
4. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat er geen sprake is van een urgent woonprobleem. Eiseres woont alleen en er is geen zicht op dat de kinderen op korte termijn weer thuis kunnen wonen. De driekamer woning is groot genoeg voor een vrouw alleen. Bovendien is uit onderzoek aan de zijde van verweerder niet gebleken dat een grotere woonruimte een voorwaarde is voor de terugplaatsing van de kinderen.
5. Hoewel eiseres haar kinderen graag weer thuis heeft, is dit nog niet aan de orde. Mocht de situatie ontstaan dat haar kinderen alleen teruggeplaatst kunnen worden bij een grotere woning dan kan eiseres een nieuwe aanvraag om een urgentieverklaring indienen. Zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven zal hij dan opnieuw toetsen of toepassing kan worden gegeven aan de hardheidsclausule.
Met deze stand van zaken kan niet worden geoordeeld dat verweerder een urgentieverklaring had moeten verlenen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.
griffier rechter
De griffier in verhinderd te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.