ECLI:NL:RBDHA:2021:7179
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieverklaring voor woonprobleem in Leidschendam-Voorburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. Mohasselzadeh, had beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 21 november 2020 door verweerder was afgewezen, en dat het bezwaar tegen deze afwijzing op 26 augustus 2020 ongegrond was verklaard. De zitting vond plaats via een Skypeverbinding, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een urgent woonprobleem. Eiseres woont sinds 2015 in een driekamerwoning, maar haar kinderen zijn in 2018 uit huis geplaatst. Verweerder had de aanvraag afgewezen op basis van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening Leidschendam-Voorburg 2019, met inachtneming van een advies van Salude Medisch Advies. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de feiten niet zo bijzonder waren dat er sprake was van hardheid, en dat de huidige woning van eiseres voldoende was voor haar situatie.
De rechtbank concludeerde dat, hoewel eiseres haar kinderen graag weer thuis zou willen hebben, de omstandigheden niet zodanig waren dat een urgentieverklaring verleend moest worden. Eiseres werd geïnformeerd dat zij in de toekomst een nieuwe aanvraag kon indienen als de situatie zou veranderen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. H. Abdolbaghai.