Uitspraak
Scheiding
Beschikking op het op 23 april 2020 ingekomen verzoek van:
[X] ,
[Y] ,
Procedure
- het verzoekschrift van de vrouw;
- het verweerschrift, tevens verzoekschrift, van 9 juli 2020 van de man;
Verzoek en verweer
Feiten
- [voornaam minderjarige] voorlopig aan de vrouw is toevertrouwd;
- een voorlopige zorgregeling is vastgesteld, in die zin dat de man gerechtigd is [voornaam minderjarige] bij zich te hebben:
althans vanaf het moment dat de jeugdvoetbaltrainingen en wedstrijden weer zoals gebruikelijk doorgang vinden:
- is bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [woonplaats 1] ;
- is bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 21 februari 2020 voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van [voornaam minderjarige] van € 545,-- per maand zal betalen.
De rechtbank stelt vast dat er veel spanningen zijn tussen partijen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking de stukken die zich in het dossier bevinden, waaronder de (onweersproken) WhatsApp berichten, waarin de man zich dreigend uit jegens de vrouw en de brief van de politie van 2 maart 2020, waarin zij laten weten een zorgmelding te doen aan Veilig Thuis, maar ook hetgeen ter zitting is besproken. Zo heeft de vrouw onweersproken verklaard dat zij de woning is ontvlucht en tijdelijk met [voornaam minderjarige] in de vrouwenopvang heeft verbleven. Zij voelt zich nog steeds niet veilig en ziet de door de man verzochte birdnesting-regeling dan ook niet zitten. Gelet op de ernstig verstoorde verhoudingen tussen partijen en de door de man verzochte regeling niet op overeenstemming tussen partijen berust, acht de rechtbank de door de man verzochte birdnesting-regeling niet haalbaar. Om uitvoering te kunnen geven aan een dergelijke regeling is het noodzakelijk dat partijen het eens zijn en zij goed met elkaar kunnen communiceren, maar daarvan is op dit moment geen sprake. Sterker nog, de vrouw stelt dat de huidige regeling erg stressvol verloopt. Zij voelt zich niet veilig in aanwezigheid van de man en zij heeft angst om hem tegen te komen. Ook een co-ouderschapsregeling acht de rechtbank op dit moment niet haalbaar. Voor een co-ouderschapsregeling is het noodzakelijk dat beide partijen met elkaar kunnen overleggen en afspraken met elkaar kunnen maken over de minderjarige. Op dit moment zijn partijen daartoe niet in staat.”Betreffende de voorlopige partneralimentatie is het volgende overwogen: “
Voor vaststelling van een voorlopige partneralimentatie is thans geen plaats. De vrouw heeft op dit moment immers nog een gelijk aandeel in de VOF als de man en nu partijen staande huwelijk lage vaste lasten hadden mag aangenomen worden dat zij daarmee volledig in haar eigen behoefte kan voorzien (en mede in het ten laste van haar draagkracht komende gedeelte van de behoefte van [voornaam minderjarige] ).”
Beoordeling
Nu zowel uit de stukken als ter zitting is gebleken dat het voor de ouders vanwege hun geschilpunten niet mogelijk is om gezamenlijk een ouderschapsplan op te stellen, zal de rechtbank de ouders niettemin ontvangen in hun verzoeken.
minstens 1 x per maand en in persoonen buiten aanwezigheid van [voornaam minderjarige] , met elkaar te overleggen over (relevante) zaken en kwesties die [voornaam minderjarige] aangaan/betreffen. Tot een overleg
in persoondat
tenminste 1x per maand plaatsvindtis zij rechtens niet gehouden; immers over [voornaam minderjarige] kan ook telefonisch of schriftelijk worden overlegd. Uit deze opstelling maakt de rechtbank dan ook op dat de verstandhouding tussen partijen ten opzichte van vorig jaar wel degelijk verbeterd is. Dit beeld wordt bevestigd door de recente berichtenwisselingen tussen de ouders, waaruit blijkt dat zij over praktische zaken rondom [voornaam minderjarige] afdoende kunnen overleggen. Het volgt evenzeer uit de hierna vermelde overeenstemming om het halen en brengen van [voornaam minderjarige] , zoals daar omschreven, te delen. [voornaam minderjarige] heeft aangegeven dat hij het bij beide ouders fijn vindt en dat hij het liefst de helft van de tijd bij zijn vader wil zijn. Ook de raad heeft aangegeven dat een co-ouderschapsregeling mogelijk zou moeten zijn. Nu de man heeft aangegeven dat hij een woning zal kopen of huren in [woonplaats 1] , kan de sociale omgeving van [voornaam minderjarige] in [woonplaats 1] blijven. Een co-ouderschapspregeling is daarmee praktisch mogelijk. Dat de man door zijn werk tijdens het huwelijk mogelijk minder tijd aan [voornaam minderjarige] heeft kunnen besteden dan de vrouw, maakt volgens de rechtbank niet dat de man in de toekomst geen grotere rol in het leven van [voornaam minderjarige] kan en mag spelen. De man heeft gesteld dat hij als zelfstandig ondernemer zijn werktijd zelf kan invullen en dat hij [voornaam minderjarige] kan opvangen als hij niet op school zit. De vrouw heeft dit ook niet met zoveel woorden weersproken. De rechtbank acht het dan ook in het belang van [voornaam minderjarige] dat er een co-ouderschapsregeling komt. De rechtbank zal dus het verzoek van de man toewijzen, waarbij de rechtbank het wisselmoment zal bepalen op maandag uit school.