ECLI:NL:RBDHA:2021:7166
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Urgentieverklaring en vergoeding griffierecht in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster, die lijdt aan een progressieve oogaandoening en zwanger is, een voorrangsverklaring aangevraagd voor een woning. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, heeft deze aanvraag aanvankelijk afgewezen omdat verzoekster niet aan de voorwaarden voldeed. Na het indienen van medische stukken en andere documentatie heeft verweerder op 22 maart 2021 alsnog een voorrangsverklaring verleend. Hierop heeft verzoekster haar beroep en verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van het griffierecht.
De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om vergoeding van het griffierecht. De rechter oordeelde dat verweerder ten onrechte niet eerder de hardheidsclausule had toegepast en dat verzoekster al bij de aanvraag en het bezwaar dezelfde medische stukken had overgelegd. De voorzieningenrechter concludeerde dat verweerder alsnog aan het beroepschrift van verzoekster tegemoet was gekomen en heeft verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 362,- voor zowel de beroepsprocedure als voor het verzoek om voorlopige voorziening.
De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, en is openbaar uitgesproken op 23 juni 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.