Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het verschoningsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
mr. S.M. Krans en mr. J.C. Sluymer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier.
Rechtbank Den Haag
Op 6 juli 2021 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Den Haag een verschoningsverzoek toegewezen. Het verzoek was ingediend door mr. T.F. Hesselink, de rechter belast met de behandeling van de hoofdzaak met kenmerk C/09/613010 / KG ZA 21-531. De eiseres, bijgestaan door mr. J.G.H.J. van der Linden, en de gedaagde, bijgestaan door J. Brouwer, waren betrokken bij deze procedure. Het verschoningsverzoek was gebaseerd op de persoonlijke relatie van de rechter met een procespartij, wat aanleiding gaf tot de vrees voor partijdigheid.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, er uitzonderlijke omstandigheden kunnen zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. In dit geval was er sprake van een situatie die de schijn van partijdigheid kon oproepen, en daarom werd het verzoek tot verschoning terecht ingediend. De rechtbank besloot dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moest worden overgenomen om de schijn van partijdigheid te vermijden.
De beslissing werd genomen in raadkamer en houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment van indiening van het verschoningsverzoek. Een afschrift van deze beslissing zal worden toegezonden aan de betrokken partijen en de rechter.