Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 februari 2020;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 1 juni 2021.
2.De feiten
“Zoals telefonisch besproken stuur ik je hierbij onze beslissing op onze samenwerking. We zijn overeengekomen dat je het project in Roosendaal voor je rekening mag nemen met een maximaal budget van € 750.000,- inclusief BTW en inclusief Domotica.”
Opdrachtbevestiging’ondertekend, dat luidt als volgt:
- Vloeren en wanden kamers: materiaal en kleur wordt bepaald door interieurarchitect, passend bij het gestelde budget.
- De glasweefsel wandafwerking wordt gerepareerd en gesausd. De aannemer beoordeelt per kamer of dit afdoende resultaat geeft. Indien nodig toch de wandafwerking vervangen. Interieurarchitect controleert een proefopstelling van de aannemer. (…)”
Allen zeer ontevreden over de kwaliteit van de restauratie van de muren:
Van de zijde van de aannemer vernomen dat de afgesproken vloerbedekking (PVC) niet wordt uitgevoerd maar vervangen wordt door vloerzeil. Voldoet niet aan kwaliteitseis.
Van de zijde van de aannemer vernomen dat het domotica-pakket niet compleet zal worden uitgevoerd. Met name de bekabeling tussen servicerack en WIFI-point wordt niet door de aannemer verzorgd.
Er wordt geen opening van zaken gegeven over de afspraken die Dumas gemaakt heeft met partijen.
De aannemer is niet volledig ingelicht over alle door hem uit te voeren werkzaamheden, waaronder domotica.
De aannemer is niet op de hoogte van de afspraken met de binnenhuisarchitect.
Door het gedrag van [naam] (verdeel en heers) is er geen sprake van project coordinatie maar van verstoring van werkrelaties.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
nahet tekenen van de opdrachtbevestiging. Deze gestelde feiten, die Dumas overigens betwist, hebben betrekking op de wijze waarop Dumas uitvoering heeft gegeven aan de overeenkomst en niet op inlichtingen die Dumas voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gegeven. Reeds hierom faalt het beroep op vernietiging van de overeenkomst op grond van bedrog en dwaling.
‘als het vertrouwen weg is dan scheiden onze wegen’is daarvoor onvoldoende. Uit deze mededeling, gegeven in reactie op de mededeling van [naam 3] dat hij er geen vertrouwen meer in had, kan niet worden afgeleid dat de bereidheid tot nakoming ontbrak. Afgezien daarvan zijn de gestelde tekortkomingen, gelet op de gemotiveerde betwisting en in het licht van de in 4.2. vastgestelde onduidelijkheden over het overeengekomen kwaliteitsniveau, onvoldoende onderbouwd.