22.15uur bij zijn (boven)woning aan de [adres 2] werd aangebeld en dat daarop aanhoudend werd gebeld en geklopt op de voordeur. Hijl keek naar buiten en zag drie jongens, twee stonden bij de voordeur en een stond bij een auto die bij de voordeur stond geparkeerd. Daarop heeft hij de politie gebeld. Zijn vrouw ging naar het trapgat en riep vervolgens dat er iets werd aangestoken. Na enkele seconden hoorde hij een heftige knal.Zijn echtgenote heeft in haar aangifte overeenkomstig verklaard.[slachtoffer 2] dacht meteen dat het niet goed zat omdat hij enkele weken daarvoor was mishandeld door een groep mannen en omdat hij - en later ook zijn vrouw - WhatsApp-berichten had ontvangen waarin werd gedreigd met schade als hij iets niet deed.
Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek volgt dat er gelet op het opschrift van de in de gang aangetroffen restanten van het vuurwerk en een blauw dopje vermoedelijk een
cobra 6 of cobra 6S is ontploft.
Uit het proces-verbaal van gevaarzetting blijkt hoe de situatie na de explosie was.
De achterruiten van een op 1,5 meter afstand van de voordeur van aangever geparkeerde auto waren verbrijzeld, er lagen stukken staal op straat en op het trottoir waren meerdere zwarte inbrandingen zichtbaar. In de woning zaten stukken metaal in het plafond van de hal. In de hal bevond zich een gasleiding waar geen schade aan te zien was, wel was een bevestigingsbeugel vermoedelijk losgekomen door de ontploffing. Restanten van de achterzijde van de brievenbus waren in een kast geslagen.
De buurvrouw van [adres 3] heeft verklaard dat zij thuis op haar bank zat toen zij een knal hoorde en een felle flits zag. Zij voelde de druk van de knal in haar bovenlichaam.
Mevrouw [slachtoffer 1] , de eigenaresse van de geparkeerde auto, heeft aangifte van beschadiging gedaan.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de ontploffing heeft geleid tot levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aangever en zijn echtgenote, nu door aan te bellen en te kloppen is getracht (een van) hen naar de voordeur te lokken. Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de ontploffing heeft geleid tot gemeen gevaar voor de inboedel van aangevers en voor de auto van [slachtoffer 1] .
Over de vraag wie de vuurwerkbom in de brievenbus heeft gedaan, overweegt de rechtbank het volgende.
[getuige 1] reed op 23 oktober 2020, omstreeks 22.15 uur op zijn fiets op de op de Dirk Hoogenraadstraat te Den Haag. Hij zag in de eerste straat links, vanaf de Dirk Hoogenraadstraat gezien, drie jongens lopen. Toen de getuige de IJmuidenstraat inreed, zag hij dat de jongens gingen rennen. De jongens renden van de getuige af, globaal gezien in de richting van de Katwijkstraat. De getuige hoorde een enorm harde knal en hoorde ook glasgerinkel. Hij voelde ook een soort trilling. Volgens de getuige rende één jongen steeds voorop, keek hij om zich heen en gaf hij aan waar ze naartoe moesten rennen.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 5] samen met een Marokkaanse jongen met een gipsarm en een andere jongen die hij ook niet kende, [verdachte] , wasen dat zij de voordeur hebben opgeblazen.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op 23 oktober 2020 samen was met [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] en dat ze toen in Scheveningen [medeverdachte 5] met twee jongens tegen kwamen, dat [medeverdachte 5] met de twee jongens naar het huis liep en dat hij even later een knal hoorde.
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van de [getuige 1] , en de [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] vast dat er drie jongens aanwezig waren bij de woning van aangevers.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1] met hem en [medeverdachte 5] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 5] naar Scheveningen meereed, dat hij niet heeft gezien wie er heeft aangebeld, maar dat hij zag dat [medeverdachte 1] vuurwerk uit zijn zak haalde en wat met het vuurwerk bij de woning deed en dat hij toen hard is weggerend.
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij op 23 oktober 2020 met [medeverdachte 5] , een vriend van hem, in Leyenburg rondjes aan het rijden en dat ze op een gegeven moment in Scheveningen waren aangekomen, omdat [medeverdachte 5] zei dat hij had afgesproken met een paar vrienden. [medeverdachte 5] vroeg of de verdachte meeging en zijn vrienden kwamen hen na het parkeren van de auto tegemoet. [medeverdachte 5] en zijn vrienden waren aan het praten met elkaar. Ze stonden op een stoep voor een huis, maar de verdachte hield zich wat afzijdig. Hij bleef aan de kant en wilde er niet mee geassocieerd worden. Iemand had vuurwerk in de brievenbus gedaan en daarna rende iedereen weg. De verdachte ook.
De verdachte heeft later gehoord dat het zou gaan om het huis van een pedofiel, maar toen het gebeurde wist hij daar niets van en hij had er niets mee te maken.
[medeverdachte 1] , een Marokkaanse jongen, zat ook in de auto bij [medeverdachte 5] . Twee/drie jongens waaronder [medeverdachte 5] liepen naar de deur van de woning toe. De verdachte was niet een van deze jongens.
Ter zitting van heeft de verdachte, net als bij de rechter-commissaris, onder meer verklaard dat hij met [medeverdachte 5] rondjes aan het rijden was en dat ze richting Scheveningen reden, omdat [medeverdachte 5] met vrienden had afgesproken en dat [medeverdachte 5] vroeg of hij meeging. De vrienden van [medeverdachte 5] kwamen hen tegemoet lopen en de groep stopte bij een huis in Scheveningen.
De verdachte zag vuurwerk rondgaan in de groep, maar heeft zich naar eigen zeggen afzijdig gehouden. Hij zag mensen naar een deur lopen, waaronder [medeverdachte 5] , maar heeft zich er niet mee bemoeid. Toen de andere groep van vijf personen wegliep, was hij samen met [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] , een Marokkaanse jongen die hij kende en die ook was meegereden. Ze moesten langs het huis lopen om bij de auto te komen en dat deden ze ook. De verdachte zag dat [medeverdachte 1] iets bij de deur deed en hij is meteen weggerend. Hij rende voorop. De verdachte heeft verklaard een knal te hebben gehoord toen hij wegrende en de foto’s van de schade te hebben gezien.
De verdachte heeft ook ter zitting verklaard niets te weten van het ‘pedohunten’, van de contacten van aangever [slachtoffer 2] op de chatsite [naam 7] of van een eerder incident op
7 oktober 2020. De verdachte heeft verklaard niet op die chatsite te hebben gekeken, ook niet op 8 oktober 2020. Volgens de verdachte leent hij zijn telefoon regelmatig uit aan vrienden en waarschijnlijk heeft een van hen op deze site gekeken. De verdachte heeft aangegeven niet mee te kijken als iemand zijn telefoon gebruikt.
De verklaringen waarin zijn naam wordt genoemd kloppen volgens de verdachte allemaal niet.
De rechtbank overweegt dat het dossier geen ondersteuning bevat voor de verklaring van de verdachte dat hij van niets wist, niets heeft gedaan en meteen is weggerend toen hij [medeverdachte 1] iets bij de deur zag doen. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, zeker bezien in het licht van de zoekslagen op de chatsite [naam 7] , de site waarop aangever contact had gelegd met een meisje. Op de telefoon van de verdachte zijn wel 10 zoekslagen gedurende een paar uur en zelfs na 24.00 uur ‘s nachts aangetroffen, allemaal van 8 oktober 2020, de dag na de mishandeling van aangever. De rechtbank gelooft niet dat de verdachte op al die tijdstippen zijn telefoon aan vrienden heeft uitgeleend. De rechtbank acht het ook ongeloofwaardig dat de verdachte niet wist wat de bedoeling was en dat daar in de auto niet over is gesproken, zeker nu de aangever doelwit was van ‘pedohunten’ en [medeverdachte 5] – die destijds bevriend was met de verdachte en zich met de verdachte en [medeverdachte 1] in de auto bevond – kort daarvoor betrokken was bij de mishandeling van aangever. Dat de verdachte ook niets zou hebben meegekregen van het daaropvolgende gesprek op straat tussen [medeverdachte 5] en zijn vrienden, terwijl daar notabene een stuk vuurwerk rondging, acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig.
Alles afwegende en in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich welbewust gezamenlijk met [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft begeven, dat hij erbij was toen er werd aangebeld en op de voordeur werd geklopt, alsook toen het vuurwerk werd aangestoken en in de brievenbus werd gestopt en dat zij vervolgens gedrieën zijn weggerend.
Hoewel de rechtbank het aannemelijk acht dat [medeverdachte 1] het vuurwerk daadwerkelijk heeft aangestoken, stelt de rechtbank, gelet op het voorgaande, vast dat sprake was van een gezamenlijke uitvoering van een gemeenschappelijk plan.
De rechtbank acht het medeplegen dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Nu de rechtbank de verklaringen van [naam 3] , [naam 5] en [medeverdachte 1] niet voor het bewijs heeft gebruikt, zal geen beslissing volgen op het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw tot het horen van voornoemde personen als getuigen.