ECLI:NL:RBDHA:2021:7143
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afkondiging afkoelingsperiode in faillissementsprocedure met verzoek tot aanvullende voorziening
Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een faillissementsprocedure waarbij verzoekster, een besloten vennootschap gevestigd te Katwijk, een afkoelingsperiode heeft aangevraagd op grond van artikel 376 van de Faillissementswet (Fw). De verzoekster had eerder op 8 maart 2021 een startverklaring gedeponeerd en op 23 juni 2021 een verzoekschrift ingediend voor de afkondiging van een afkoelingsperiode en aanvullende voorzieningen. De rechtbank heeft op 2 juli 2021 een mondelinge behandeling gehouden waarbij verschillende partijen, waaronder vertegenwoordigers van de Rabobank, aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat verzoekster voldoende aannemelijk had gemaakt dat een afkoelingsperiode noodzakelijk was om de onderneming te kunnen voortzetten en dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers niet wezenlijk geschaad zouden worden. De rechtbank heeft de afkoelingsperiode voor een duur van twee maanden afgekondigd, ingaande op 9 juli 2021. Dit houdt in dat derden gedurende deze periode niet tot verhaal op de goederen van verzoekster kunnen overgaan zonder toestemming van de rechtbank. De rechtbank heeft echter het verzoek van verzoekster om aanvullende voorzieningen afgewezen, omdat er geen toereikende grondslag voor was en de belangen van de Rabobank als pandhouder niet geschaad mochten worden.
De beschikking benadrukt de noodzaak van een afkoelingsperiode in het kader van de herstructurering van de onderneming van verzoekster, die door de coronapandemie in financiële problemen was geraakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster actief bezig is met het voorbereiden van een akkoord en dat de afkoelingsperiode hen de ruimte biedt om dit proces voort te zetten zonder de druk van verhaalsacties van schuldeisers.