3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van parketnummer 09/030085-21 primair:
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de primair ten laste gelegde heling heeft gepleegd, nu niet bewezen kan worden dat de in de tenlastelegging genoemde fietsen door een misdrijf verkregen zijn. De bij de verdachte aangetroffen fiets van het merk Altec Metro heeft immers een ander framenummer dan vermeld in de aangifte van Van Buren en van de fiets van het merk Crown is geen aangifte bekend.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het bij dagvaarding met parketnummer 09/030085-21 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van parketnummer 09/030085-21 subsidiair:
De rechtbank is van oordeel dat ook niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de subsidiair ten laste gelegde verduistering heeft gepleegd, nu het door de verdachte geschetste scenario dat hij de fietsen bij het grofvuil heeft gevonden niet kan worden uitgesloten.
De rechtbank zal de verdachte daarom ook vrijspreken van het bij dagvaarding met parketnummer 09/030085-21 subsidiair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van parketnummer 09/272298-20 feit 1:
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar fiets, een mountainbike van het merk Be One. Zij had haar fiets op 13 oktober 2020 omstreeks 14.00 uur ter hoogte van [adres 3] te Delft met een kettingslot vastgezet aan een andere fiets, die ook van haar was. Op 13 oktober 2020 omstreeks 18.45 uur zag [benadeelde 1] dat haar mountainbike niet meer aanwezig was.
Op 14 oktober 2020 heeft een verbalisant de camerabeelden bekeken waarop te zien is dat deze fiets wordt weggenomen. De verbalisant heeft van de camerabeelden vier stills gemaakt en deze bij zijn proces-verbaal gevoegd.
Op 16 oktober 2020 heeft [verbalisant 1] de stills van de camerabeelden bekeken en de verdachte herkend als de persoon die de fiets wegneemt. De verbalisant heeft, vanuit zijn werkzaamheden in de surveillancedienst en later als (jeugd)wijkagent, de verdachte herkend aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Aan de herkenning droegen bij de huidskleur van de verdachte, zijn opvallend grote lippen en de vorm van zijn gezicht.
Op 17 oktober 2020 heeft [verbalisant 2] de stills van de camerabeelden bekeken en de verdachte herkend als de persoon die de fiets wegneemt. De verbalisant heeft, vanuit zijn werkzaamheden als wijkagent, de verdachte herkend aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Hij herkende de verdachte aan zijn gelaatskleur, zijn baardgroei, korte zwarte haren en een klein staartje, en aan zijn brede neus.
In een proces-verbaal van 10 november 2020 heeft [verbalisant 2] gerelateerd dat op de bij zijn eerder opgemaakte proces-verbaal van herkenning gevoegde foto niet duidelijk te zien is dat de verdachte kort zwart haar en een klein staartje heeft. Het is verbalisant echter ambtshalve bekend dat de verdachte kort zwart haar en een klein staartje heeft. [verbalisant 2] heeft de verdachte meerdere keren gezien en met hem gesproken, waardoor hij met zekerheid kan zeggen dat de verdachte de persoon op de foto is.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de aan de verdachte bij de dagvaarding met parketnummer 09/272298-20 onder 1 ten laste gelegde fietsendiefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen. Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, heeft de rechtbank - mede gelet op het aanvullende proces-verbaal van 10 november 2020 van [verbalisant 2] - geen redenen om aan de herkenningen van de verbalisanten te twijfelen en acht deze herkenningen betrouwbaar.
Ten aanzien van parketnummer 09/272298-20 feit 2:
[benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn fiets, een opoefiets van het merk Spirit. Hij had zijn fiets op 15 oktober 2020 omstreeks 08.00 uur achtergelaten in de fietsenstalling voor het Reinier de Graafziekenhuis te Delft. Op 15 oktober 2020 om 21.30 uur constateerde [benadeelde 2] dat zijn fiets was gestolen.
[verbalisant 3] heeft de camerabeelden van de fietsenstalling van het Reinier de Graafziekenhuis van 15 oktober 2020 bekeken en verklaard dat omstreeks 10.11 uur ‘man 2’, donker getint, grijze jas met oranje capuchon, spijkerbroek en zwarte sneakers, een tijdje bezig was met ‘rommelen’ bij het slot van de gestalde fiets. Om 10:12:32 uur zag [verbalisant 3] dat man 2 de gestalde fiets beetpakte bij het stuur en de fiets naar achter reed. Om 10:12:44 uur zag zij man 2 op de fiets springen en wegfietsen.
Op 16 oktober 2020 werd [verbalisant 2] gebeld door een beveiligingsmedewerker van het Reinier de Graafziekenhuis te Delft, bij wie melding was gedaan van diefstal van een fiets. De beveiligingsmedewerker heeft op de beveiligingsbeelden gezien dat op 15 oktober 2020 omstreeks 09.44 uur twee personen het terrein van het ziekenhuis op kwamen. Na enige tijd werd door een van de mannen een fiets weggenomen en reden ze weg. Op foto’s die gemaakt waren van de beveiligingsbeelden heeft [verbalisant 2] persoon 1 herkend als [naam] , geboren [geboortedatum 2] 1985, en persoon 2 als de verdachte.
[naam] heeft verklaard dat hij op de beelden te zien is samen met de verdachte. Hij heeft verklaard dat de verdachte de fiets heeft weggenomen en in de kelderbox van de ex van [naam] aan de [adres 4] te Delft heeft gezet.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de aan de verdachte bij de dagvaarding met parketnummer 09/272298-20 onder 2 ten laste gelegde fietsendiefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet worden vastgesteld dat de verdachte de fietsendiefstal samen met één of meerdere anderen heeft gepleegd. De verdachte dient van dat deel te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 09/272298-20 feit 3 primair:
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte betrokken is geweest bij de primair ten laste gelegde diefstal, nu het door de verdachte geschetste scenario dat hij de fiets heeft geleend van een vriend niet kan worden uitgesloten. Daarbij is in het bijzonder van belang dat uit de aangifte blijkt dat de fiets in de nacht van 27 op 28 oktober 2020 is weggenomen en de verdachte op 29 oktober 2020, aan het eind van de dag, op de fiets is aangetroffen. Anders dan de officier van justitie heeft aangevoerd, is dit niet een zodanig kort tijdsbestek dat het niet anders kan dan dat de verdachte degene is die de fiets heeft weggenomen.
De rechtbank zal de verdachte daarom ook vrijspreken van het bij dagvaarding met parketnummer 09/272298-20 onder 3 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van parketnummer 09/272298-20 feit 3 subsidiair:
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde witwassen, nu er geen omstandigheden zijn gebleken waaruit de verdachte had kunnen afleiden dat de fiets afkomstig was uit enig misdrijf. Zo was er geen schade aan het slot of andere onderdelen van de fiets op grond waarvan de verdachte dit had moeten vermoeden.
De rechtbank zal de verdachte daarom ook vrijspreken van het bij dagvaarding met parketnummer 09/272298-20 onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit.