ECLI:NL:RBDHA:2021:7137

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 juli 2021, staat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres centraal. Eiseres, werkzaam als productiemedewerkster, had zich op 30 juli 2018 ziek gemeld met psychische klachten. De uitkering werd per 3 oktober 2019 beëindigd, maar dit bleek een vergissing; de juiste datum was 3 november 2019. Eiseres maakte bezwaar tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar uitkering stopgezet werd. De rechtbank oordeelde dat de medische en arbeidskundige rapporten die aan de beslissing ten grondslag lagen, zorgvuldig waren opgesteld en geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres voerde aan dat zij niet in staat was om de geduide functies uit te oefenen vanwege haar klachten, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met haar beperkingen. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de uitkering per 3 november 2019 terecht was en dat het bestreden besluit in stand kon blijven, ondanks een motiveringsgebrek. Eiseres werd in de proceskosten vergoed, maar haar beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4667

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Adeco personeelsdiensten logistiek N.V., te Zaltbommel.

Procesverloop

In het besluit van 2 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder meegedeeld dat de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 3 oktober 2019
(lees: 3 november 2019) wordt beëindigd.
In het besluit van 9 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Geen toestemming.
1. Eiseres heeft het formulier waarmee zij de rechtbank al dan niet toestemming kan verlenen voor het toezenden van stukken aan de derde-partij die medische gegevens bevatten, niet retour gestuurd. De bedoelde toestemming is daarom niet gegeven. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak de medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van eiseres daarom slechts in algemene zin benoemen.
Wat vooraf ging aan deze procedure.
2. Eiseres was werkzaam als productiemedewerkster voor gemiddeld 38,75 uur per week. Zij was zowel in dienst bij de derde-partij als bij Olympia personeelsbeheer B.V. Op 30 juli 2018 heeft eiseres zich ziek gemeld met psychische klachten waarna aan haar een ZW-uitkering is toegekend.
De besluitvorming.
3.1
In het kader van de zogeheten eerstejaars Ziektewet-beoordeling heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in het rapport van de verzekeringsarts van 15 juli 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 27 september 2019. De conclusie van de onderzoeken is dat eiseres per 3 november 2019 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Op basis van deze conclusie heeft verweerder de ZW-uitkering van eiseres per die datum beëindigd.
3.2
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder opnieuw medisch en arbeidskundig onderzoek laten uitvoeren. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 20 mei 2020 en in het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 3 juni 2020. De verzekeringsarts b&b kan zich verenigen met de beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die de eerste verzekeringsarts heeft vastgesteld. De arbeidsdeskundige b&b vindt eiseres geschikt voor de functies schadecorrespondent (SBC-code 516080), productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053) en de reservefuncties administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010). Met deze functies kan eiseres tenminste 65% van haar oude loon verdienen.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder deze bevindingen overgenomen en beslist dat eiseres per 3 november 2019 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
Standpunt van eiseres.
5.1
Eiseres voert op de eerste plaats aan dat verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan op haar standpunt dat er in het primaire besluit een onjuiste beëindigingsdatum staat vermeld. De juiste datum had namelijk 3 november 2019 moeten zijn in plaats van
3 oktober 2019. Het bestreden besluit bevat volgens eiseres een motiveringsgebrek op dit punt.
5.2
De rechtbank volgt deze beroepsgrond niet. In het primaire besluit staat vermeld dat eiseres vanaf 3 oktober 2019 geen ZW-uitkering meer krijgt, maar dit berust op een vergissing zoals verweerder ook in het verweerschrift heeft opgemerkt. De ZW-uitkering is doorbetaald tot 3 november 2019, hetgeen ook duidelijk blijkt uit de brief die verweerder op 5 november 2019 aan eiseres heeft toegezonden. Ook staat in het bestreden besluit onder het kopje ‘heroverweging’ als beëindigingsdatum 3 november 2019 vermeld. Van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit is op dit punt daarom geen sprake.
6.1
Eiseres voert verder aan dat zij door haar klachten arbeidsongeschikt is voor de geduide functies. De enkele constatering van de verzekeringsarts b&b dat het de primaire verzekeringsarts niet is ontgaan dat zich rond eiseres ‘grote sociale problematiek voordoet, met een complexe samenhang en dat daarbij de spanningsklachten en somberheid ook fysieke pijnen met zich meebrengen’ is volgens eiseres onjuist en niet verstrekkend genoeg. Zij verwijst in dit verband naar het in bezwaar overgelegde rapport van psycholoog
E.H. Ameling van 19 juni 2019.
6.2
Eiseres voert tevens aan dat zij vanwege de beperkingen die voor haar gelden met betrekking tot werken onder tijdsdruk/met deadlines, het werken met grote verantwoordelijkheid en het omgaan met emoties en conflicten niet geschikt is voor de functie uitkeringsdeskundige AW (functienummer: 9071.9997.034-4), vallend onder de functie schadecorrespondent (SBC-code 516080).
6.3
Tevens voert eiseres aan dat de functie productiemedewerker ongeschikt voor haar is vanwege de strakke deadlines die hierin voorkomen. Zij wijst erop dat zij werkzaam was in een soortgelijke functie, waarvoor zij door verweerder ongeschikt is geacht.
6.4
De functie wikkelaar (nieuw en revisie) vindt eiseres ongeschikt vanwege de lichamelijke beperkingen die zij heeft en vanwege het feit dat zij niet in staat is om onder druk van deadlines te werken.
6.5
De functie administratief ondersteunend medewerker en medewerker tuinbouw vindt eiseres ongeschikt vanwege de werkdruk waarvan in die functies sprake is. De functie medewerker tuinbouw vindt eiseres daarnaast fysiek te belastend.
Beoordeling door de rechtbank.
7. Bij de beoordeling van het beroep is een aantal wettelijke bepalingen van belang. Deze zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
De medische beoordeling.
8. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 3 november 2019 is. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiseres die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang.
9.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en een arbeidsdeskundige. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
9.2
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
10. Eiseres is op 8 juli 2019 onderzocht door de verzekeringsarts. Uit het rapport van deze verzekeringsarts blijkt dat zij de claimklachten van eiseres aannemelijk vindt. Het gaat om chronische psychische klachten. De verzekeringsarts heeft uit het eigen onderzoek en het dagverhaal afgeleid dat eiseres nog niet volledig in staat is om in haar eigen functie te hervatten. Veel verantwoordelijkheid is een kenmerkende belasting van het eigen werk. Hiervoor is eiseres volgens de verzekeringsarts nog beperkt. De verzekeringsarts vindt eiseres ook beperkt voor leidinggevende functies, onder tijdsdruk werken en conflicthantering. De verzekeringsarts heeft een FML opgesteld op 15 juli 2019 waarin deze beperkingen tot uitdrukking zijn gebracht. Uit de FML volgt verder dat eiseres is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines en productiepieken. Ook is eiseres beperkt voor het hanteren van emotionele problemen van anderen, het uiten van eigen gevoelens en het omgaan met conflicten. Eiseres is daarnaast aangewezen op werk waarin meestal weinig of geen rechtstreeks contact met klanten vereist is, op werk waar zo nodig kan worden teruggevallen op directe collega’s of leidinggevenden en op werk zonder leidinggevende aspecten.
11.1
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b een rapport uitgebracht. Dit is gebaseerd op dossieronderzoek, waarbij de verzekeringsarts b&b ook kennis heeft genomen van de door eiseres overgelegde medische informatie, waaronder het verslag van psycholoog Ameling en een doorverwijzing naar fysiotherapie. Ook van het verslag van de hoorzitting van 16 december 2019 heeft de verzekeringsarts b&b kenbaar kennis genomen. De verzekeringsarts b&b kan zich verenigen met de FML die de eerste verzekeringsarts heeft opgesteld.
11.2
In beroep heeft verweerder op verzoek van de rechtbank een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 9 april 2021 en van 20 april 2021 overgelegd. Ook is een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 14 april 2021 overgelegd. Uit deze rapporten volgt dat de verzekeringsarts b&b aanvullende beperkingen van toepassing vindt. Die beperkingen hebben betrekking op de onderdelen 1.9.10 en 2.12.6 van de FML. Hierbij heeft de verzekeringsarts b&b als toelichting vermeld dat eiseres niet belast kan worden met een beperkte verantwoordelijkheid voor personen of dossiers van betekenis. De arbeidsdeskundige b&b heeft vervolgens de geduide functie uitkeringsdeskundige AW (functienummer: 9071.9997.034-4), vallend onder de functie schadecorrespondent (SBC-code 516080), laten vervallen omdat sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres op het onderdeel 1.9.10 van de FML. De overige functies vindt hij nog wel geschikt voor eiseres.
12. Eiseres heeft hierop de rechtbank laten weten dat zij haar beroepsgronden onverkort handhaaft.
Voldoet het medisch onderzoek aan de eisen?
13. De rechtbank ziet geen aanleiding om de medische bevindingen en de conclusies van de verzekeringsartsen onzorgvuldig of niet juist te achten. Uit de betreffende rapporten blijkt dat zij aandacht hebben besteed aan zowel de psychische als de lichamelijke klachten van eiseres en dat zij de beschikbare medische informatie van de behandelaars van eiseres bij hun oordeelsvorming hebben betrokken. De rechtbank vindt verder niet dat de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Er zijn diverse beperkingen opgenomen in de FML, met name op psychisch gebied. Ook zijn in beroep door de verzekeringsarts b&b twee aanvullende beperkingen geduid voor werk met veel verantwoordelijkheid. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapporten voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat er geen aanknopingspunten zijn voor nog meer of andere beperkingen. Eiseres heeft haar claim dat zij op basis van haar medische klachten geheel ongeschikt is voor arbeid, in beroep niet nader onderbouwd met (nieuwe) medische informatie.
14. Gelet op het voorgaande bestond er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding (3 november 2019).
Voldoet het arbeidskundige onderzoek aan de eisen?
15.1
De rechtbank stelt op de eerste plaats vast dat de arbeidsdeskundige b&b bij de selectie van de functies rekening heeft gehouden met de beperkingen die zijn aangenomen door de verzekeringsarts b&b. De geselecteerde functies, behalve de functie uitkeringsdeskundige AW, blijven binnen de marge van de daarin opgenomen beperkingen.
15.2
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres met betrekking tot de arbeidskundige kant van de zaak (nagenoeg) dezelfde gronden heeft aangevoerd als in bezwaar. De arbeidsdeskundige b&b is hier in zijn rapport van 3 juni 2020 uitgebreid op in gegaan. Verder volgt uit het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 14 april 2021 dat in de meeste geduide functies geen sprake is van een grote verantwoordelijkheid voor personen of dossiers. Dit geldt alleen niet voor de functie uitkeringsdeskundige AW (functienummer: 9071.9997.034-4), vallend onder de functie schadecorrespondent (SBC-code 516080). Deze functie heeft de arbeidsdeskundige b&b laten vervallen. Hij heeft vastgesteld dat eiseres met de resterende functies nog steeds meer dan 65% van het maatmanloon kan verdienen. Er is geen verlies aan verdiencapaciteit vastgesteld.
Conclusie.
16. Omdat pas in beroep een volledig deugdelijke onderbouwing is gegeven voor de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren, omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Als het gebrek zich namelijk niet zou hebben voorgedaan, zou ook een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Het bestreden besluit kan dus in stand worden gelaten.
17. Het vorenstaande betekent dat verweerder terecht en op goede gronden per
3 november 2019 de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd.
18 Omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het griffierecht en de proceskosten vergoedt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift).
19. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 748,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage:
Op grond van artikel 19aa van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte recht heeft op loon, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken, een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.