Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse asielzoeker. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 juni 2021 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. C.G.J.M. Lucassen, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. Tijdens de zitting op 21 juni 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de eiser aanwezig was met een tolk en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde mr. M. Lorier.
De rechtbank heeft overwogen dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zoals door de Staatssecretaris aangevoerd, voldoende zijn onderbouwd. De eiser heeft betoogd dat de opgelegde gronden niet aan hem kunnen worden tegengeworpen, omdat hij als asielzoeker geen visum of verblijfsdocument heeft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de zware gronden, waaronder het feit dat eiser zich aan het toezicht heeft onttrokken, terecht zijn toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 23 februari 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en zich niet heeft gehouden aan de meldplicht, wat de Staatssecretaris het recht gaf om de maatregel van bewaring op te leggen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.