Overwegingen
1. Eiser stelt dat hij is geboren op [Geb. datum 1] 1988, dat zijn minderjarige dochter is geboren op [Geb. datum 2] 2017 en dat zij de Nigeriaanse nationaliteit bezitten. Eiser heeft op 31 oktober 2019 zijn asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij sinds eind 2018 lid is van de People’s Democratic Party (hierna: PDP). Eiser heeft partijbijeenkomsten bijgewoond, deelgenomen aan de campagne en de partij heeft hem ingeschakeld om een lijst met geregistreerde boeren te bemachtigen. Verder heeft eiser als één van de weinigen vertrouwelijke informatie van de PDP ingezien, waaruit blijkt dat er sprake is van een samenzwering tussen de Fulani Militia Group en de regeringspartij. Deze informatie is door de PDP doorgespeeld. Hierdoor is eiser is de negatieve belangstelling van de Fulani Militia Group en de Nigeriaanse autoriteiten komen te staan. Er is een fatwa over hem uitgesproken. Zijn vader is hierom vermoord. Bij terugkeer naar Nigeria vreest eiser voor gevangenneming, marteling en de dood. Daarnaast vreest eiser voor een mogelijke besnijdenis van zijn dochter.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. De identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De problemen met de Fulani Militia Group en de Nigeriaanse overheid.
Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Het tweede relevante element heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser geen bewijs van zijn PDP-lidmaatschap heeft overgelegd, onjuiste verklaringen over het logo van de PDP heeft afgelegd, niet consistent heeft verklaard over de reden dat hij door de PDP is ingeschakeld om een lijst met geregistreerde boeren te bemachtigen en tegenstrijdig heeft verklaard over de dood van zijn vader. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat het bevreemdend is dat eiser pas drie maanden na de dood van zijn vader een visum heeft aangevraagd, dat eiser Nigeria op legale wijze heeft kunnen verlaten en dat het door eiser overgelegde artikel in de Nigeria Observer van 10 juni 2020 ruim een jaar na de dood van eisers vader is gepubliceerd. Ten slotte heeft verweerder overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de reden dat eisers vrouw niet met eiser is meegereisd. Verweerder acht het gestelde risico van besnijdenis van zijn minderjarige dochter bij terugkeer naar Nigeria niet aannemelijk. Hij concludeert daarom dat eiser en zijn minderjarige dochter niet in aanmerking komen voor een voor verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
4. Eiser heeft in beroep een foto overgelegd van zijn lidmaatschapskaart van de PDP. Hij betwist dat hij onjuist heeft verklaard over het logo van de PDP Er zijn verschillende logo’s en hij heeft per vergissing de kleur blauw heeft genoemd. Hij betwist ook dat hij inconsistent heeft verklaard over de reden dat hij de lijst met geregistreerde boeren moest bemachtigen. Niet de gehele lijst was openbaar, maar slechts een deel daarvan. Omdat hij deze lijst met de partijleden van de PDP heeft gedeeld, werd hij door hen vertrouwd. Op basis daarvan kreeg hij inzage in vertrouwelijke stukken. Door zijn steun aan de PDP is eiser in de negatieve belangstelling van de Fulani Militia Group komen te staan. De Fulani Militia Group wordt gesteund door de regeringspartij en ook door de politie. Dit blijkt uit het Algemeen ambtsbericht over Nigeria van maart 2021 (pagina 18 tot en met 21 en paragraaf 3.3). Eiser stelt dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over de dood van zijn vader. Dat hij in het aanmeldgehoor niet volledig is geweest over hoe zijn vader om het leven is gekomen, is inherent aan het doel van dat gehoor. Zijn verklaringen in het nader gehoor dienen in plaats van tegenstrijdig als aanvullend te worden uitgelegd. Ten tijde van de visumaanvraag zat hij ondergedoken. Daarom heeft een organisatie de aanvraag voor hem ingediend bij de Belgische ambassade. Dat hij en zijn dochter op 14 en 15 mei 2019 een nieuw paspoort hebben gekregen, nadat de fatwa al over hem was uitgesproken in april 2019, komt omdat hij pas na zijn vertrek in staat van beschuldiging is gesteld. Eiser is van mening dat verweerder ten onrechte geen waarde hecht aan het artikel uit de Nigerian Observer en dat verweerder miskent dat de inhoud van het artikel van ‘Osan Daily’ wel overeenkomt met zijn verklaring. Hij wordt immers vals beschuldigd van medeplichtigheid aan de aanval, terwijl hij juist slachtoffer is. Daarnaast is niet het ontbreken van een visum voor zijn zoon, maar het feit dat hij zijn vrouw bij de aanval op [Geb. datum 3] 2019 is kwijtgeraakt de reden geweest dat hij niet gezamenlijk met zijn vrouw en zoon is vertrokken. Van een persoon die hem heeft geholpen in zijn schuilplaats heeft hij gehoord dat zijn vrouw op [Geb. datum 3] 2019 is bevallen van een zoon. Tot slot meent eiser dat verweerder het risico op besnijdenis van zijn dochter ten onrechte niet aannemelijk acht. Onder verwijzing naar een inwilligende beschikking voor de minderjarige Nigeriaanse dochter van een andere vreemdeling beroept hij zich op het gelijkheidsbeginsel. Ook beroept hij zich op conclusies van het VN-kinderrechtencomité van 4 februari 2021. Daarnaast heeft eiser nog verwezen naar algemene informatie over (bescherming tegen) vrouwenbesnijdenis in Nigeria.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser in eerste instantie geen bewijs van zijn PDP-lidmaatschap heeft getoond en niet juist heeft verklaard over het partijlogo, nu daarin niet de kleur blauw voorkomt en de afkorting van de partijnaam standaard in het embleem is opgenomen. Verweerder stelt terecht dat het gezien eisers betrokkenheid bij de partij in de rede ligt dat hij hierover juist kan verklaren. Verweerder heeft daarom kunnen twijfelen aan eisers lidmaatschap van de partij. De in beroep overgelegde foto van een PDP-lidmaatschapskaart kan niet tot een andere uitkomst leiden. Deze lidmaatschapskaart is in deze vorm niet op echtheid te onderzoeken. Bovendien neemt dit aanvullende document, noch het feit dat eiser beschikt over de nodige kennis van de partij weg dat eiser ontoereikend heeft verklaard.
6. Ook heeft verweerder terecht gesteld dat eiser niet consistent heeft verklaard over de reden dat hij door de partij is ingeschakeld om een lijst met geregistreerde boeren te bemachtigen. Eiser heeft tijdens het nader gehoorin eerste instantie verklaard dat de lijst toegankelijk was voor iedereen en dat soms delen van de lijst werden opgehangen. Op de vraag waarom dan zijn inzet noodzakelijk was, heeft eiser geantwoord dat dit was omdat zij de volledige lijst nodig hadden. In de zienswijze heeft eiser vervolgens gesteld dat slechts een klein gedeelte van de lijst openbaar was.
7. Verder heeft verweerder het bevreemdingwekkend kunnen vinden dat juist eiser, een nieuw lid van de PDP, als een van de weinige inzage kreeg in vertrouwelijke informatie. Eiser had verder geen belangrijke of verantwoordelijke rol ten opzichte van de andere partijleden. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte gesteld dat de fatwa van de Fulani Militia Group, die het gevolg zou zijn van eisers prominente rol, niet geloofwaardig is. Voor zover is aangevoerd dat het gestelde probleem past bij hetgeen uit landeninformatie bekend is, is dat onvoldoende om eisers verklaringen alsnog aannemelijk te achten.
8. Verder heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser niet eenduidig heeft verklaard over de dood van zijn vader. Tijdens het aanmeldgehoorheeft eiser gezegd dat zijn vader op 15 april 2019 is overleden. Over de oorzaak van diens dood heeft hij verklaard: “…hij is vermoord, hij was in een huis en dat hebben ze in brand gestoken.” Tijdens het nader gehoorheeft eiser verklaard dat zijn vader op 14 april 2019 is doodgeschoten. De rechtbank volgt niet eisers betoog dat dit moet worden gezien als een aanvullende verklaring. Verweerder mocht verwachten dat eiser ook in het gehoor aanmeldfase juist verklaart, aangezien de gestelde gebeurtenis voor eiser een reden is geweest om zijn land van herkomst te verlaten.
9.
Ook heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiser pas op 2 juli 2019, drie maanden na de dood van zijn vader in april 2019, een visum heeft aangevraagd. Eisers verklaring dat hij ondergedoken zat en de visumaanvraag daarom via een organisatie heeft ingediend, heeft verweerder niet hoeven volgen omdat een visumaanvraag in persoon wordt aangevraagd vanwege het afnemen van vingerdrukken. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om de verklaring van eiser nader te onderzoeken. Het ligt immers op de weg van eiser om aannemelijk te maken hoe hij zijn visum heeft verkregen.
10. Verweerder heeft het ook vreemd kunnen vinden dat eiser en zijn dochter in mei 2019 zonder problemen een nieuw paspoort hebben kunnen krijgen en legaal hebben kunnen uitreizen, terwijl tegen hem een fatwa van de Fulani Militia Group was uitgesproken. Eisers verklaring dat de fatwa pas na zijn vertrek uit Nigeria bekend is geworden bij de Nigeriaanse autoriteiten, past niet bij zijn verklaring dat de Fulani Militia Group en de Nigeriaanse autoriteiten samenwerkten. Voor wat betreft het overgelegde krantenartikel uit de ‘Nigerian Observer’ dat ruim een jaar na de aanval is gepubliceerd, heeft verweerder kunnen verwijzen naar feit dat het mogelijk is om in Nigeria tegen betaling artikelen in de krant te (laten) plaatsen en dat het krantenartikel niet correspondeert met eisers verklaringen. Het overgelegde artikel van ‘Osun Daily’ correspondeert evenmin met eisers verklaringen.
11. Verder heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiser tijdens het aanmeldgehoorheeft verklaard dat zijn vrouw en zijn pasgeboren zoon niet zijn meegereisd omdat zijn zoon nog geen paspoort en visum had, terwijl hij in de correcties en aanvullingen op het verslag van dit gehoor en ook tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij zijn vrouw sinds een aanval op [Geb. datum 3] 2019 is kwijtgeraakt en dat zij op die datum is bevallen van hun zoon.
12. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de vrees van eiser voor besnijdenis van zijn dochter bij terugkeer naar Nigeria niet aannemelijk is gemaakt. Uit het rapport Query response on Nigeria: Female genital mutilation (FMG) van the Refugee Center of Ireland van 25 april 2019 blijkt dat de beslissing om een meisje te laten besnijden bij de ouders van het meisje ligt. Verweerder wijst er terecht op dat eiser en zijn vrouw tegen besnijdenis zijn, zodat verwacht mag worden dat zij zelf geen stappen zullen ondernemen om hun dochter te laten besnijden.
Voor zover eiser stelt hij onder druk zal worden gezet door zijn familie en schoonfamilie om de besnijdenis te laten uitvoeren, heeft hij dat niet geconcretiseerd. Daarnaast heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij zich niet aan die druk kan onttrekken. Eiser heeft naar zijn zeggen eerder zijn vrouw en dochter laten verhuizen om zo zijn dochter tegen besnijdenis te beschermen. Dat er desondanks sprake zou zijn van een blijvende dreiging van besnijdenis en dat eiser zich tevergeefs voor hulp tot een instantie zou hebben gewend, zoals hij heeft verklaard, is niet aannemelijk geworden. Uit eisers verklaringen is immers niet gebleken van een concrete en actuele dreiging. Ook heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser zijn verzoek om hulp niet met bewijs heeft gestaafd.
De door eiser overgelegde algemene informatie kan niet leiden tot een andere conclusie over de aannemelijkheid van het gestelde risico op besnijdenis. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel gaat niet op, aangezien met de overgelegde stukken niet is gebleken dat in de genoemde gevallen sprake was van vergelijkbare omstandigheden.
13. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.