Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Somalische asielzoeker. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H.A.C. Klein Hesselink, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 1 juni 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat aan de eiser de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak op 21 juni 2021 behandeld, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M. Lorier.
De rechtbank heeft de gronden van de maatregel van bewaring beoordeeld. De eiser stelde dat hij de Somalische nationaliteit heeft en dat hij geen paspoort of visum bezit. De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht op basis van de Dublinverordening en er een significant risico was dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel voldoende gemotiveerd waren en dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagde.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een belangrijke beslissing in het kader van het vreemdelingenrecht.