ECLI:NL:RBDHA:2021:710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
09/023305-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld tegen een politiebus tijdens de avondklokrellen in Den Haag

Op 25 januari 2021 vond er in Den Haag een gewelddadige confrontatie plaats tijdens de avondklokrellen. De verdachte, geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats], werd beschuldigd van het gooien van een steen naar een politiebus. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie maanden, terwijl de raadsman pleitte voor een taakstraf. De politierechter, M. Rootring, oordeelde dat de verdachte openlijk in vereniging geweld had gepleegd tegen de politie, wat resulteerde in een veroordeling tot twee maanden gevangenisstraf.

Tijdens de zitting op 27 januari 2021 werd vastgesteld dat de verdachte zich in een groep bevond die zich niet aan de coronamaatregelen hield. De verdachte gooide een baksteen naar een politiebus, wat als een bewuste keuze werd gezien, ondanks zijn verklaring dat hij toevallig in de situatie was beland. De politierechter hechtte geen geloof aan deze verklaring, gezien de eerdere ongeregeldheden in de stad en de duidelijke oproepen op sociale media om te rellen.

De rechter benadrukte de ernst van het gepleegde feit, vooral in het licht van de coronamaatregelen en de impact van dergelijk geweld op de samenleving. De verdachte werd als strafbaar beschouwd, en de rechter legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn blanco strafblad. De uitspraak werd geanonimiseerd gepubliceerd, gezien de publieke belangstelling voor de zaak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Politierechter
Parketnummer: 09/023305-21

Aantekening van het mondeling vonnis

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres 1]

Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 januari 2021.
De politierechter, mr. M. Rootring, heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ariese en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. N.B. Genemans en door de verdachte naar voren is gebracht.
De politierechter heeft het vonnis op dezelfde terechtzitting uitgesproken.

De inhoud van de tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2021 in Den Haag,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres 2] , in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een politiebus,
welk geweld bestond uit het gooien van een steen, in elk geval een hard voorwerp,
op/tegen die politiebus;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )

Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring

De politierechter is met betrekking tot het bewezen verklaarde feit van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De politierechter heeft de volgende bewijsmiddelen gebezigd voor de bewezenverklaring:
*. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van heden, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik een steen naar een politiebus heb gegooid.
Ik was in de Schilderswijk. Ik stond daar op de hoek van de [adres 2] .
*. het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Eenheid Den Haag, nr. Polen 1500- 2021024633-3 d.d. 26 januari 2021, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (blz. 4-5 digitaal politieproces-verbaal), voor zover inhoudende als relaas van deze verbalisanten – zakelijk weergegeven -:
Op maandag 25 januari, omstreeks 20.50 uur, bevonden wij verbalisanten, ons op de [adres 2] te ’s-Gravenhage. Wij waren aldaar in verband met ongeregeldheden die waren uitgebroken naar aanleiding van de Corona-maatregelen. De [adres 2] is een straat die gelegen is in de Schilderswijk. In het verleden zijn hier vaker ongeregeldheden ontstaan die hebben geleid tot rellen in de wijk. Wij, verbalisanten, maakten op dat moment deel uit van een aanhoudingseenheid en waren in burgerkleding. Een aanhoudingseenheid, bestaande uit totaal acht, voor deze speciale taak getrainde politiemensen, wordt ingezet bij wanordelijkheden en na daartoe bekomen opdracht. Wij verplaatsen ons in een gepantserde Mobiele Eenheid bus, herkenbaar als zijnde “politie”. Het was de gehele avond onrustig op de [adres 2] ; er was ondanks de Coronamaatregelen sprake van groepsvorming. Er werd in de straat met zwaar vuurwerk gegooid, richting de politie en er werd ook met divers gooimateriaal gegooid naar leden van de Mobiele Eenheid. Er hing een grimmige sfeer rondom de [adres 2] . Tevens hoorden wij dat politievoertuigen in voornoemde straat werden bekogeld. Tijdens het stapvoets rijden door de [adres 2] zagen wij dat er meerdere grote groepen jongeren in de straat stonden. Wij hoorden aan weerszijden van de bus harde klappen. Ik hoorde van diverse groepsleden die achterin de bus zaten dat wij werden bekogeld met stenen.
Doordat het erg druk was met verkeer stonden wij met ons herkenbaar Politievoertuig stil op de kruising [adres 2] met de [adres 3] . Wij zagen dat er op de hoek een groep van ongeveer 30 jongens naar ons stond te kijken. Wij hoorden ook gejoel vanuit de groep komen. Ik, 1ste [verbalisant 1] en ik 2e [verbalisant 2] zagen dat er jongen, gekleed in een zwart trainingspak met daaronder opvallende witte schoenen naar voren stapte, uit deze groep in de richting van ons voertuig. Wij zagen dat hij in zijn handen een voorwerp had. Wij zagen dat hij op ongeveer 5 meter van ons voertuig stond. Wij zagen dat het voorwerp wat hij in zijn rechterhand had een baksteen betrof. Wij zagen dat hij de baksteen gooide in de richting van ons voertuig. Wij hoorden een harde klap en zagen dat de steen tegen de ruit van het bestuurdersportier werd gegooid. Wij zagen de verdachte hierop wegrende de [adres 3] in.
Wij reden achter de verdachte aan. Wij zagen dat verdachte in de [adres 3] stopte en terugrende in de richting van de [adres 2] . Ik, [verbalisant 1] hoorde en zag de diverse collega’s uit het voertuig stapten en terugrenden richting de [adres 2] . Ik zag dat 2e verbalisant [verbalisant 2] ook achter de verdachte aanrende.
Ik, [verbalisant 2] rende achter de verdachte aan en heb hem continu in het zicht gehouden. Ik zag dat de verdacht de de [adres 2] oprende en aldaar door 2 groepsleden van mijn eenheid werd aangehouden.
Ik, [verbalisant 1] , hoorde dat na een korte achtervolging de verdachte op de [adres 2] was aangehouden. Toen ik met het voertuig bij de verdachte kwam herkende ik hem als degene die de baksteen tegen het politievoertuig had gegooid.
Wij zagen dat de aangehouden verdachte deel uitmaakte van een groep van ongeveer 20 jongeren die diverse voorwerpen, waaronder stenen, naar de politie hebben gegooid.
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2001 [geboorteplaats] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich (ondanks de geldende coronamaatregelen) in een groep op straat bevond, enkele minuten vóór het ingaan van de avondklok. De sfeer was grimmig en er werd met zwaar vuurwerk en andere materialen naar de politie gegooid. Tegen deze achtergrond heeft verdachte een baksteen tegen de ruit van het portier van een aanrijdende politiebus gegooid. Dat is naar het oordeel van de politierechter een bewuste keuze geweest, waarmee heeft de verdachte een significante bijdrage geleverd aan het geweld. Aan de verklaring van de verdachte, die er op neer komt dat hij min of meer toevallig in die situatie terecht is gekomen (en daar vervolgens geen uitweg uit vond) hecht de politierechter geen geloof. De avonden vóór deze maandag 25 januari 2021 hebben zich immers in vele steden, maar ook in Den Haag, juist rond het moment van het ingaan van de avondklok al ernstige ongeregeldheden met veel geweld jegens (met name) de politie voorgedaan. Daar is veel media aandacht voor geweest, in kranten, op televisie en op social media. Het was voor iedereen, die daar niets mee te maken wilde hebben, duidelijk dat je rond dat tijdstip niet op straat moest zijn. Maar ook indien de verdachte inderdaad min of meer toevallig op die plek is beland, vormt dit nog geen verklaring voor zijn actieve bijdrage aan het geweld.
De politierechter grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de voornoemde bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - heeft de politierechter de overtuiging bekomen dat de verdachte bij het tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op 25 januari 2021 in Den Haag,
met anderen, op of aan de openbare weg, de [adres 2] , openlijk in vereniging ` geweld heeft gepleegd tegen een politiebus, welk geweld bestond uit het gooien van een steen tegen die politiebus
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafmotivering

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De politierechter neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Betrokkene heeft -althans op zitting- geprobeerd uit te leggen hoezeer hij zich door de situatie overvallen heeft gevoeld en hoezeer hij spijt van zijn daad heeft. Dit moet afgewogen worden tegen het volgende omstandigheden.
Dit feit is gepleegd op een moment dat de samenleving wordt geconfronteerd met de Coronapandemie. Deze pandemie woedt nog in alle hevigheid en nieuwe varianten van het virus maken de bestrijding ervan nóg moeilijker. De door de regering – met instemming van het parlement – getroffen maatregelen, waaronder de avondklok, zijn ingrijpend en roepen bij diverse groepen in de samenleving kennelijk gevoelens van boosheid en frustratie op. Dit heeft in de dagen voorafgaand aan het plegen van dit feit al tot onvoorstelbaar veel geweld, vernielingen en zelfs plunderingen geleid.
Op de avond van 25 januari 2021 was op social media opgeroepen om te “rellen” in de Schilderwijk. Aan deze oproep hadden grote groepen gehoor gegeven en er ontstonden ongeregeldheden op de [adres 2] (proces-verbaal van relaas, p. 2). Binnen deze setting is het de verdachte geweest die zich in zo’n groep heeft bevonden en die, terwijl ook anderen voorwerpen in de richting van de politie gooiden, een baksteen tegen de ruit van het bestuurdersportier van een (bemande) politiebus heeft gegooid. Dat is een zwaar en hard voorwerp waarmee ook daadwerkelijk schade en letsel toegebracht kan worden. Dat moet voor de politieambtenaren in de bus, ondanks dat zij ongetwijfeld getraind en ervaren zijn, een bedreigende ervaring zijn geweest. Het is een gelukkig toeval dat uit die actie geen verdere schade of letsel is voortgevloeid.
Dit gebeurde op de 3e dag na ingang van de avondklok, en wel vlak voor het moment dat de avondklok van die dag zou ingaan. Verdachte hoorde niet op straat te zijn en al helemaal niet in de Schilderswijk. Hij woont zelf immers in een andere wijk en hij heeft voor zijn aanwezigheid in de Schilderwijk ook geen plausibele verklaring gegeven. Er was geen sprake van een situatie waar betrokkene plotseling en buiten zijn wil in terechtkwam. De politierechter hecht geen geloof aan de stelling dat verdachte door toedoen van (tegenstrijdige) aanwijzingen van de politie uiteindelijk op de [adres 2] uitkwam.
Dit soort ongeregeldheden, in het bijzonder de omvang daarvan en het ongebreidelde geweld dat daarbij is aangewend jegens hulpverleners en – zoals in dit geval – de politie, heeft enorme impact op samenleving. Veel bewoners zijn enorm geschrokken, ondernemers zijn gedupeerd en het wakkert een algeheel gevoel van onrust en onveiligheid aan. Dat betrokkene hieraan actief bijgedragen moet hem zwaar worden aangerekend.
De politierechter heeft acht geslagen op het blanco strafblad van verdachte. Daarnaast lijkt het er op dat verdachte zijn leven op orde heeft, er was eigenlijk geen aanleiding te verwachten dat hij zich op deze manier zou gedragen. Toch heeft hij op de avond van de 25e januari 2021 juist wél deelgenomen en hij heeft daar eigenlijk geen verklaring voor. Deze onverwachte en volstrekt disproportionele manier van reageren waarbij verdachte, in een groep met (naar eigen zeggen) vreemden, komt tot het plegen van geweld, geeft aanleiding om te vrezen voor herhaling. Zeker nu te verwachten valt dat het einde van de Coronamaatregelen nog niet in zicht is.
Het gaat hier om buitensporig geweld tegen de politie, die in hun hoedanigheid als hulpverleners en handhavers op straat aan het werk zijn. Naar het oordeel van de politierechter gaat het hier om openlijk geweld van de buitencategorie, gepleegd tegen de achtergrond van de Coronapandemie.
Dit maakt dat, in afwijking van de LOVS oriëntatiepunten, alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is, en wel van een duur die duidelijk maakt dat het gedrag dat betrokkene heeft getoond niet kan worden getolereerd.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op het artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing

De politierechter:
acht de inverzekeringstelling niet onrechtmatig;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen / goederen
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
beveelt de gevangenneming ter terechtzitting (apart geminuteerd).
De politierechter heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de hechtenis gelijke wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.

Bijkomende beslissingen.

De politierechter verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
De politierechter geeft aan de verdachte kennis dat deze binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt de verdachte opmerkzaam op het recht om ter terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Waarvan is opgemaakt dit procesverbaal dat door de politierechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.