ECLI:NL:RBDHA:2021:709

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
09/138178-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 2 februari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 11 april 2019 te Honselersdijk. De verdachte probeerde met een te lage snelheid een vrachtwagen in te halen, wat resulteerde in een aanrijding met een tegenligger. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de nodige voorzichtigheid in acht had genomen en onvoldoende aandacht had voor de verkeerssituatie. Door haar onvoorzichtige rijgedrag heeft zij de controle over haar voertuig verloren, wat leidde tot een frontale botsing met een andere auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tegenligger en een passagier in de auto van de verdachte zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uur, omdat haar gedrag als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend werd beschouwd. De rechtbank benadrukte dat de verdachte, als ervaren bestuurder, beter had moeten anticiperen op de verkeerssituatie en had moeten proberen haar fout te herstellen. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is gebaseerd op de feiten en bewijsmiddelen die tijdens de zitting zijn gepresenteerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/138178-20
Datum uitspraak: 2 februari 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J. Roosma, en van hetgeen de verdachte en haar raadsvrouw, mr. C.J.M. van den Brûle, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 11 april 2019 te Honselersdijk, gemeente Westland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede
rijdende over de weg, de Middel Broekweg (N466) zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
zij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers werd ongeveer 120 meter voor de wegversmalling dit kenbaar gemaakt door dwangpijlen op het wegdek en/of middels bord L05-2b en/of (vervolgens)
- vlak voor die wegversmalling met een snelheid van ongeveer 60 km/u althans met een (te) lage snelheid, een inhaalmanoeuvre heeft ingezet door een vrachtauto welke zich op de rechterrijstrook bevond (gedeeltelijk) in te halen en/of (vervolgens)
- tijdens het inhalen de verhoogde vluchtheuvel en/of voornoemde vrachtauto heeft geraakt waardoor zij de controle over haar motorrijtuig heeft verloren en/of (vervolgens) op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en/of (vervolgens)
- met het door haar, bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing is gekomen met een tegenligger (Opel Zafira met [kenteken 1] ), waardoor (een) ander(en) (genaamd 1) [slachtoffer 1] (bestuurster Opel Zafira) en/of 2) [slachtoffer 2] (passagier in Opel Corsa) en/of 3) [slachtoffer 3] (passagier in Opel Corsa)) zwaar lichamelijk letsel, te weten ad 1) gekneusde ribben en/of brandplek (rechter onder)arm en/of pijnlijke ruggenwervels, aanhechtingen en spieren en/of ad 2) elleboogfractuur en/of ad 3) hoog energetisch trauma en/of een leverkneuzing en/of een (kleine) leverperforatie, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 11 april 2019 te Honselersdijk, gemeente Westland als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Middel Broekweg (N466), als volgt heeft gehandeld:
zij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers werd ongeveer 120 meter voor de wegversmalling dit kenbaar gemaakt door dwangpijlen op het wegdek en/of middels bord L05-2b en/of (vervolgens)
- vlak voor die wegversmalling met een snelheid van ongeveer 60 km/u althans met een (te) lage snelheid, een inhaalmanoeuvre heeft ingezet door een vrachtauto welke zich op de rechterrijstrook bevond (gedeeltelijk) in te halen en/of (vervolgens)
- tijdens het inhalen de verhoogde vluchtheuvel en/of voornoemde vrachtauto heeft geraakt waardoor zij de controle over haar motorrijtuig heeft verloren en/of (vervolgens) op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en/of (vervolgens)
- met het door haar, bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing is gekomen met een tegenligger (Opel Zafira met [kenteken 1] ), waardoor (een) ander(en) (genaamd 1) [slachtoffer 1] (bestuurster Opel Zafira) en/of 2) [slachtoffer 2] (passagier in Opel Corsa) en/of 3) [slachtoffer 3] (passagier in Opel Corsa)) letsel heeft/hebben bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, omdat het bestanddeel ‘schuld’ als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 niet kan worden bewezen.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.3.1.
De bewijsmiddelen
[verbalisant 1] heeft gerelateerd dat op 11 april 2019 op de Middel Broekweg – N466 te Honselersdijk, gemeente Westland, een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De verdachte reed in een Opel Corsa met [kenteken 2] . [2] [slachtoffer 2] zat als passagier in deze auto. [slachtoffer 3] zat eveneens in deze auto. [slachtoffer 1] reed in een Opel Zafira met [kenteken 1] . [3]
[verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben gerelateerd dat de Middel Broekweg uit twee rijbanen bestaat die door middel van een verhoogde middengeleider zijn gescheiden. Na ongeveer 120 meter wordt de linkerrijstrook samen gevoegd met de rechterrijstrook. Dit wordt kenbaar gemaakt door dwangpijlen op het wegdek van de linkerrijstrook en na de kruising tevens door het bord model L05-2b van de bijlage 1 RVV 1990. [4] Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van zestig kilometer per uur. [5]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in tegengestelde richting van de richting waarin zij zelf reed (dat wil zeggen: tegemoetkomend verkeer) een grijze Opel een vrachtwagen zag inhalen, waardoor de Opel op haar weghelft kwam. Voordat ze kon reageren, kwam ze in botsing met de Opel. [6]
[getuige 1] , de bestuurder van de vrachtwagen, heeft verklaard dat hij in zijn linkerbuitenspiegel zag dat een grijze auto versnelde en links via de invoegstrook wilde inhalen. Hij zag dat de auto dit niet ging redden en dat de auto zijn voertuig raakte aan de linkervoorkant. Hierdoor verloor de bestuurder de controle over het stuur en deze kwam op de verkeerde weghelft terecht. Hij zag dat de auto frontaal botste met een tegemoetkomende zwarte auto. [7]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij in zijn linkerbuitenspiegel zag dat een grijze auto met ongeveer zestig kilometer per uur de vrachtwagen achter hem probeerde in te halen via de invoegstrook. Hij zag dat de auto tegen de voorzijde van de vrachtwagen aanreed en dat de bestuurder van de auto de macht over het stuur verloor. Hij zag dat de grijze auto naast hem op de weg terecht kwam, doorslingerde en op de andere weghelft kwam en frontaal op een tegenliggende zwarte auto botste. [8]
[verbalisant 4] heeft gerelateerd dat hij op de camerabeelden van het bedrijf [naam bedrijf] , gelegen aan de [adres 2] te Honselersdijk, de datum 11 april 2019, de datum van het ongeval, zag staan.
Op het beeld genaamd “ [naam beeld] ” zag hij dat een grijze auto om 17:09:47 uur naast een vrachtwagen kwam rijden. Vóór de vrachtwagen was een ruimte over en er reed een personenauto. De verbalisant zag op de beelden niet dat de grijze personenauto afremde of versnelde, maar zag wel dat de vrachtwagen uiterst rechts reed en niet verder naar rechts kon. De verbalisant zag op de beelden om 17:09:48 uur dat de grijze personenauto met het achterwiel de vluchtheuvel raakte, maar nog steeds niet afremde. De verbalisant zag op de beelden dat de grijze personenauto om 17:09:49 uur over een doorgetrokken streep heen ging en om 17:09:50 uur op de andere weghelft terecht kwam.
Op het beeld genaamd “ [naam beeld] ” zag de verbalisant om 17:09:51 uur de schaduw van de grijze personenauto die tegen het verkeer in reed. Toen de auto in beeld kwam, remde deze nog steeds niet af. Om 17:09:53 uur raakte de grijze personenauto de voorzijde van een tegemoetkomende personenauto (voertuig 1) die op de juiste weghelft reed. [9]
De verdachte heeft verklaard dat ze op de linkerbaan reed met ongeveer zestig kilometer per uur. Voor haar ‘gevoel’ had de verdachte nog genoeg ruimte om de vrachtwagen in te halen. De verdachte heeft verklaard dat de vrachtwagen zijn snelheid moet hebben verhoogd en dat ze toen ze naast de vrachtwagen reed en besefte dat ze onvoldoende gelegenheid had de vrachtwagen in te halen, heeft getoeterd en gas heeft gegeven om de vrachtwagen in te halen. Toen de politie haar voorhield dat op de beelden te zien is dat ze tegen het einde van de rijstrook ineens meer gas gaf en haar auto voor de vrachtwagen wilde ‘drukken’, antwoordde de verdachte dat ze niets meer kon doen en dat ze in paniek was geraakt. [10]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat ze die weg (de rechtbank begrijpt: de Middel Broekweg) heel goed kent en daar vaak heeft gereden. [11] Ook heeft ze verklaard dat ze sinds 2010 een rijbewijs heeft.
Huisarts [naam 1] heeft op 27 mei 2019 een geneeskundige verklaring opgesteld over het letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen. Het uitwending waargenomen letsel bestaat uit een ‘brandplek’ op de rechteronderarm bij de pols door de airbag, gekneusde ribben en pijn naast de ruggenwervels en aan de aanhechtingen van de spieren van het achterhoofd en de hals/kaken. De duur van de genezing wordt geschat op maanden. [12]
[naam 2] heeft op 9 juli 2020 het letsel van [slachtoffer 2] beschreven. Op 11 april 2019 werden een zwelling en breuk aan de linkerelleboog waargenomen. Haar elleboog is gegipst en later geopereerd. [13] [naam 3] , forensisch arts, heeft op 16 oktober 2020 de genezingsduur geschat op ten minste zes weken. [14]
[slachtoffer 2] heeft op 27 mei 2019 verklaard dat ze nog steeds last heeft van het letsel en nog niet goed kan functioneren. [15]
3.3.2.
De conclusies van de rechtbank
Het ongeval
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte met een snelheid van ongeveer zestig kilometer per uur vlak voor een wegversmalling wilde invoegen door een vrachtwagen, die op de rechterrijbaan reed, in te halen.
Hierbij heeft zij de vrachtwagen en de vluchtheuvel geraakt, waardoor ze de controle over haar auto heeft verloren. Vervolgens is zij op de andere rijbaan, bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, terecht gekomen en is zij tegen de auto van [slachtoffer 1] aangereden. Door het ongeval hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , die in de auto van de verdachte zat, letsel opgelopen.
De mate van schuld
De rechtbank dient de vraag beantwoorden of de verdachte schuld heeft aan de aanrijding, in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), dan wel of door haar gedragingen gevaar of hinder is veroorzaakt (artikel 5 WVW 1994).
Om vast te kunnen stellen of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, komt het volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Het gedrag van de verdachte wordt in die beoordeling afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Dit toetsingskader brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld; veeleer zijn diverse factoren van belang. Het enkele feit dat er sprake zou zijn van één enkele verkeersovertreding, staat daarmee in zijn algemeenheid niet in de weg aan vaststelling van schuld in de zin van het artikel.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van roekeloos rijgedrag, noch van zeer onvoorzichtig rijgedrag van de verdachte. Wel is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend kan worden beschouwd, en dat het ongeval aan haar schuld is te wijten.
De verdachte heeft verklaard dat zij goed bekend is met de locatie waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Zij was dus op de hoogte van de verkeerssituatie en wist dat er een wegversmalling aan kwam. Verdachte wilde vlak voor de wegversmalling vóór de vrachtwagen invoegen op de rechterrijbaan. Hiervoor moest zij eerst de vrachtwagen inhalen. De verdachte heeft verklaard dat zij dit heeft gedaan met een snelheid van zestig kilometer per uur. Dat is conform de daar geldende maximale toegestane snelheid.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte een inschattingsfout gemaakt door zo kort voor de wegversmalling met nagenoeg dezelfde snelheid als de overige verkeersdeelnemers te proberen om de vrachtwagen in te halen. De verdachte had zich er extra van moeten vergewissen of zij kon inhalen, alvorens die inhaalmanoeuvre in te zetten, zeker gelet op de drukte op de weg tijdens het gebeuren.
Vervolgens is de verdachte door blijven rijden tot ze de vrachtwagen en de vluchtheuvel raakte, waardoor ze de controle over de auto verloor en op de verkeerde weghelft terecht kwam alwaar ze ook niet heeft geremd. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat zij toen ze de vrachtwagen probeerde in te halen en bleek dat dit niet zou lukken, heeft geprobeerd te remmen, op een andere plek heeft geprobeerd in te voegen, of desnoods flink gas heeft bij gegeven om zo toch nog voor de vrachtwagen uit te komen.
De verdediging heeft betoogd dat al deze opties niet mogelijk waren, mede omdat de vrachtwagenchauffeur gelijk met de verdachte versnelde en er veel voertuigen achter de verdachten en de vrachtwagen reden. Uit de camerabeelden blijkt echter juist dat de vrachtwagenchauffeur zoveel rechts hield als mogelijk en dat de verdachte niet versnelde of afremde. De rechtbank stelt dan ook vast dat de vrachtwagenchauffeur níet heeft versneld. In die situatie had de verdachte één van zojuist genoemde noodgrepen kunnen uitvoeren, maar zij heeft verzuimd haar fout te herstellen.
Daarbij merkt de rechtbank op dat een vrachtwagen een grote en zware verkeersdeelnemer is. Een vrachtwagen kan niet eenvoudig uitwijken zonder dat dit gevaarlijke situaties oplevert. Bovendien heeft een vrachtauto door zijn massa ook een langere remweg dan een personenauto. Gelet op de situatie ter plaatse was het voor de vrachtwagen niet mogelijk op een veilige manier uit te wijken. De rechtbank is dan ook van oordeel, voor zover dat van belang is voor de beoordeling en kwalificatie van de gedragingen van de verdachte, dat verdachte van de vrachtwagenchauffeur niet kon verlangen dat hij haar fout zou herstellen. De verdachte had juist extra rekening moeten houden met het feit dat de vrachtwagen die zij probeerde in te halen minder goed zou kunnen anticiperen op een dergelijke situatie.
Op basis van voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich als bestuurder van een motorvoertuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen als gevolg waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Zwaar lichamelijk letsel?
Het letsel van [slachtoffer 1] bestaat uit een ‘brandplek’ op de rechteronderarm bij de pols, gekneusde ribben en pijn naast de ruggenwervels en aan de aanhechtingen van de spieren van het achterhoofd en de hals/kaken. Naar de verwachting van de arts zal het herstel maanden duren. De rechtbank merkt dit aan als zwaar lichamelijk letsel.
Het letsel van [slachtoffer 2] bestaat uit een elleboogfractuur waar zij meer dan zes weken na het incident nog steeds heel erg veel last van had waardoor zij nog niet goed kon functioneren.
Gelet op de aard van het door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opgelopen letsel en de duur van het herstel hiervan, merkt de rechtbank het door hen opgelopen letsel aan als zwaar lichamelijk letsel.
De dochter van de verdachte, [slachtoffer 3] , zat ook bij de verdachte in de auto. Zij heeft door het ongeval een leverlaceratie opgelopen, welke op 27 mei 2019 volledig hersteld was. De rechtbank is van oordeel dat dit niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook niet bewezen.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat het verkeersgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend kan worden beschouwd en dat daardoor een aan haar schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
zij op 11 april 2019 te Honselersdijk, gemeente Westland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Middel Broekweg (N466) zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
zij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse, immers werd ongeveer 120 meter voor de wegversmalling dit kenbaar gemaakt door dwangpijlen op het wegdek en middels bord L05-2b en vervolgens
- vlak voor die wegversmalling met een snelheid van ongeveer 60 km/u een inhaalmanoeuvre heeft ingezet door een vrachtauto welke zich op de rechterrijstrook bevond gedeeltelijk in te halen en
- tijdens het inhalen de verhoogde vluchtheuvel en voornoemde vrachtauto heeft geraakt waardoor zij de controle over haar motorrijtuig heeft verloren en vervolgens op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en
- met het door haar bestuurde motorrijtuig in aanrijding is gekomen met een tegenligger (Opel Zafira met [kenteken 1] ), waardoor anderen (genaamd 1) [slachtoffer 1] (bestuurster Opel Zafira) en 2) [slachtoffer 2] (passagier in Opel Corsa) zwaar lichamelijk letsel, te weten ad 1) gekneusde ribben en brandplek (rechter onder)arm en pijnlijke ruggenwervels, aanhechtingen en spieren en ad 2) elleboogfractuur
hebben opgelopen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde bepleit dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er sprake is van afwezigheid van alle schuld. Nu de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen verklaart, komt zij niet toe aan bespreking van dit verweer.
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Subsidiair verzoekt de verdediging de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De verdachte probeerde in te voegen door een vrachtwagen in te halen, terwijl zij even snel reed als het overige verkeer en ze maar kort de tijd had om in te voegen. Vervolgens heeft ze niet geprobeerd haar fout te herstellen, niet toen ze de vrachtwagen en de vluchtheuvel raakte, maar ook niet toen ze op de weg voor tegemoetkomend verkeer belandde. Uiteindelijk is ze frontaal tegen een andere tegenligger aangereden. Daardoor heeft zowel de bestuurder van die auto als één van de passagiers van de verdachte zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat zij als ervaren chauffeur die bekend was met de verkeerssituatie ter plekke omdat zij daar regelmatig reed, onvoldoende rekening heeft gehouden met de situatie ter plaatse en niet heeft geprobeerd haar fout te herstellen.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de straf rekening met het feit dat de verdachte sinds het ongeval – bijna twee jaar geleden – in onzekerheid heeft verkeerd over de afdoening van de zaak.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte d.d. 23 december 2020. De rechtbank merkt op dat de verdachte nooit eerder in aanraking is gekomen met politie of justitie.
De verdachte heeft bij het verkeersongeval zelf ook lichamelijk letsel opgelopen en op de terechtzitting van 19 januari 2021 is gebleken dat ze nog altijd last heeft van psychische klachten door het ongeval. Voorts is ook haar dochtertje bij het ongeval gewond geraakt De verdachte heeft geprobeerd contact te zoeken met [slachtoffer 1] om haar excuses aan te bieden.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank is van oordeel dat toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht slechts in uitzonderlijke situaties uitgesproken dient te worden. De rechtbank is van oordeel dat hier van in deze zaak geen sprake is, mede gelet op de ernst van het ongeval en het letsel dat de slachtoffers hebben opgelopen.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om deze straf in geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke vorm op te leggen, eveneens wegens het ernst van het feit en het letsel dat hierdoor is veroorzaakt. Daarnaast heeft de rechtbank de overtuiging dat een stok achter de deur met het oog op het voorkomen van strafbare feiten in de toekomst niet nodig is voor deze verdachte.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 22 c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
vijftig uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
vijfentwintig dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.I.S. Wallet, voorzitter,
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,
mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 februari 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019097411, van de politie eenheid Den Haag, dienst Regionale Operationele Samenwerking, afdeling Infrastructuur, team Verkeer, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 92).
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2.
3.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 5.
4.Verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, p. 41.
5.Verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, p. 43.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 24.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 28.
8.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 26.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 14.
11.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 januari 2021.
12.Een schriftelijk stuk, te weten een geneeskundige verklaring ten aanzien van [slachtoffer 1] , op 27 mei 2019 opgemaakt door [naam 1] , p. 78.
13.Een schriftelijk stuk, te weten een letselbeschrijving ten aanzien van [slachtoffer 2] , op 9 juli 2019 opgemaakt door [naam 2] , p. 80.
14.Een schriftelijk stuk, te weten een letselbeschrijving ten aanzien van [slachtoffer 2] , op 16 oktober 2019 opgemaakt door [naam 3] , p. 82.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 31.