Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
Standpunt van verweerder
Standpunt van eiseres
Geschil
Uit het primaire besluit volgt dat verweerder de aanvraag van eiseres van 13 februari 2020 heeft aangemerkt als een aanvraag om afgifte van een faciliterend visum op grond van de Richtlijn. In bezwaar heeft de gemachtigde namens eiseres aangevoerd dat niet beoogd is een beroep te doen op de Richtlijn, maar enkel een aanvraag is ingediend voor een visum kort verblijf met als doel familiebezoek. In reactie hierop stelt verweerder in het bestreden besluit dat de aanvraag niet als zijnde een visumaanvraag voor familiebezoek op grond van de Visumcode kan worden behandeld, omdat er geen leges zijn betaald bij de aanvraag. Mede daarom is het niet mogelijk om het bezwaarschrift inhoudelijk te heroverwegen op grond van de visumvoorwaarden van de Visumcode. Er is geen sprake van een procesbelang voor een inhoudelijke beoordeling van de bezwaarprocedure. Om deze reden heeft verweerder het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Verweerder baseert het oordeel dat eiseres een aanvraag voor een faciliterend visum op grond van de Richtlijn heeft ingediend op de ingevulde “Visa facilitation checklist for familiy members of EU/EEA or Swiss nationals (Directive 2004/38/EC)” (checklist). Ter zitting heeft de nicht van eiseres aangegeven dat deze checklist door een medewerker van de ambassade is ingevuld en dat de zoon van eiseres op de ambassade alleen het aanvraagformulier voor eiseres heeft ingevuld. Verweerder heeft in reactie hierop gezegd dat de exacte werkwijze van de ambassade in dit soort situaties niet bekend is, maar dat bij een aanvraag om een Schengenvisum normaliter de checklist wordt ingevuld door degene die de aanvraag doet.
De rechtbank stelt vast dat op grond van het voorgaande onduidelijk is wie de checklist heeft ingevuld. Op de checklist zelf is verder ook geen naam of handtekening vermeld. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat niet deze checklist, maar de aanvraag leidend is. Op het aanvraagformulier staat “Application for Schengen visa”. Hieruit blijkt dus niet dat een aanvraag is ingediend voor een faciliterend visum op grond van de Richtlijn. Bovendien staat op het formulier, zoals eiseres terecht in bezwaar heeft aangevoerd, “Family members of EU, EEA or CH citizens shall not fill in fields no. 21, 22, 30, 31 and 32”. Eiseres heeft de punten 21, 30 en 32 wel ingevuld, wat suggereert dat eiseres niet beoogt een dergelijke aanvraag op grond van de Richtlijn in te dienen. Uit de ingevulde vragenlijst behorend bij de visumaanvraag (productie 12 bij de gronden van bezwaar van 24 juli 2020, punt 7: “gegevens over het bezoek aan Nederland”) volgt duidelijk dat het doel van de gedane aanvraag familiebezoek is.
Niet in geschil is dat voor een faciliterend visum op grond van de Richtlijn geen leges zijn verschuldigd en voor een visum kort verblijf op grond van de Visumcode wel. Eiseres heeft geen leges betaald. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat het aanmerken van de aanvraag als aanvraag voor een visum op grond van de Visumcode niet had geleid tot procesbelang in bezwaar, omdat er geen leges zijn betaald, volgt de rechtbank verweerder hierin niet. Uit de voorliggende stukken blijkt niet dat eiseres in de gelegenheid is gesteld de verschuldigde leges te betalen. Sterker nog, nu verweerder de aanvraag heeft aangemerkt als een faciliterend visum op grond van de Richtlijn en voor een dergelijke aanvraag geen leges verschuldigd zijn, is het ook niet aannemelijk gemaakt dat eiseres die gelegenheid heeft gehad noch dat zij op betaling van leges zou zijn gewezen op de ambassade. Onder deze specifieke omstandigheden is het onevenredig om aan eiseres tegen te werpen dat de leges niet zijn betaald. Een dergelijke misvatting mag niet in redelijkheid voor rekening van eiseres komen.
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en draagt verweerder op om opnieuw te beslissen op de aanvraag voor een visum kort verblijf op grond van de Visumcode;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,-- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.244,--.