ECLI:NL:RBDHA:2021:7014
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluitvorming en handhaving in bestuursrechtelijke context met betrekking tot de Algemene Plaatselijke Verordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen het gebruik van het carillon van de Grote Kerk, gebaseerd op artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De rechtbank behandelt de vraag of een ongedateerde brief van de gemeente, waarin verweerder mededeelt dat er al een besluit is genomen op het verzoek om handhaving, kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat de ongedateerde brief geen besluit is, omdat deze niet op rechtsgevolg is gericht, maar enkel informatief van aard is. De rechtbank stelt vast dat er al een besluit was genomen op 22 maart 2019, waar de ongedateerde brief naar verwijst. De rechtbank concludeert dat de ongedateerde brief geen verandering teweegbrengt in de rechtspositie van de eiser, waardoor het bezwaar van de eiser tegen deze brief niet-ontvankelijk is verklaard.
De rechtbank wijst het beroep van de eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, omdat er geen onduidelijkheid is ontstaan door de ongedateerde brief. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.