ECLI:NL:RBDHA:2021:7012
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Handhaving tegen het gebruik van een carillon en de toepassing van het Activiteitenbesluit
In deze zaak heeft eiser, wonende nabij de Grote Kerk te Den Haag, een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen het gebruik van het carillon van de kerk. Eiser stelt dat het geluid van het carillon in strijd is met het Activiteitenbesluit en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De rechtbank heeft op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond is verklaard. De rechtbank oordeelt dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, terecht heeft gesteld dat het geluid van het carillon niet als versterkte muziek kan worden aangemerkt en dat er geen strijd is met het Activiteitenbesluit. Eiser had aangevoerd dat het geluid van het carillon als versterkte muziek moet worden beschouwd, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat carillonmuziek als onversterkte muziek wordt gekwalificeerd. De rechtbank concludeert dat het geluid van het carillon buiten beschouwing blijft bij het bepalen van het geluidsniveau van de inrichting, en dat verweerder daarom niet bevoegd was om handhavend op te treden. De rechtbank heeft ook de exceptieve toetsing van de relevante bepalingen van het Activiteitenbesluit en de APV beoordeeld en komt tot de conclusie dat deze niet in strijd zijn met hogere wetgeving of rechtsbeginselen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.