ECLI:NL:RBDHA:2021:7002

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
AWB 20/4018
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het procesbelang bij afwijzing van uitstel van vertrek in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een verzoek om uitstel van vertrek door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die eerder op 25 januari 2020 naar Afghanistan is uitgezet, heeft bezwaar aangetekend tegen zijn voorgenomen uitzetting en verzocht om de behandeling van dat bezwaar in Nederland af te wachten. De voorzieningenrechter heeft de medische toestand van eiser in de beoordeling betrokken, maar heeft geen aanleiding gezien om het verzoek toe te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, aangezien hij reeds is uitgezet en er geen uitstel van vertrek meer kan worden verleend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de inhoudelijke behandeling van het beroep niet kan leiden tot teruggeleiding naar Nederland, en heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam, locatie Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4018

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde mr. M. Demoed.

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
Bij besluit van 17 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 13 mei 2020 heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. De gemachtigde van eiser is met bericht van verhindering afwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 64 van de Vw 2000 blijft uitzetting achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.
2. Vaststaat is dat eiser op 25 januari 2020 is uitgezet naar Afghanistan. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij onderhavige procedure.
3. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het procesbelang gelegen is in de omstandigheid dat bij een gegrond beroep teruggeleiding naar Nederland aan de orde kan zijn.
4. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijk oordeel van de rechtbank omdat eiser reeds is uitgezet en er daarom geen uitstel van vertrek meer kan worden gegeven.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Redengevend daarvoor acht de rechtbank dat eiser tegen zijn voorgenomen uitzetting bezwaar heeft aangetekend en tevens bij wijze van voorlopige voorziening heeft verzocht om de behandeling van dat bezwaar in Nederland te mogen afwachten. De voorzieningenrechter heeft de medische toestand van eiser in de beoordeling betrokken en daarin geen aanleiding gezien het verzoek toe te wijzen, ook niet bij wijze van proceduremaatregel met het oog op de behandeling van het verzoek ter zitting (uitspraak van 23 januari 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:481). Onder die omstandigheden kan een inhoudelijke behandeling van het beroep niet leiden tot teruggeleiding naar Nederland. Overigens merkt de rechtbank nog op dat eiser in deze procedure geen andere medische stukken heeft overgelegd als in de procedure tegen de feitelijke uitzetting.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.J. Bes, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar gedaan op 2 juli 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.