ECLI:NL:RBDHA:2021:6992

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
NL21.7646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublinprocedure en asielaanvraag; beoordeling van opvang in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat er structurele tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen in Italië, hetgeen zijn overdracht naar dat land zou belemmeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser is afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft een e-mail overgelegd van een medewerker van The European Legal Network on Asylum, waarin wordt gesteld dat er risico's zijn voor Dublinclaimanten in Italië, zoals dakloosheid. De rechtbank oordeelt echter dat deze informatie niet voldoende is om aan te nemen dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank verwijst naar een recent arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waaruit blijkt dat Dublinclaimanten in Italië recht hebben op opvang. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een dusdanig gebrek aan opvang in Italië dat zijn overdracht niet kan plaatsvinden. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.7646

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Procesverloop

Bij besluit van 17 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De behandeling van het beroep heeft, samen met zaak NL21.7647, plaatsgevonden op de zitting van 24 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 12 september 2020 de buitengrens van de lidstaten die zijn gebonden aan de Eurodacverordening op illegale wijze via Italië heeft overschreden. Gelet op het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening, heeft Nederland Italië verzocht om eiser over te nemen. Italië heeft op dit verzoek niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat overdracht aan Italië geen schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de EU inhoudt.
3. Eiser voert in de eerste plaats aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Hij wijst erop dat tijdens het aanmeldgehoor op 24 november 2020 een tolk (Engels) van niveau B2, in plaats van niveau C1 is ingezet. Eiser stelt dat uit de website van het Register beëdigde tolken en vertalers blijkt dat pas “als er geen C1-tolk beschikbaar is, kunnen afnameplichtige opdrachtgevers uitwijken naar een B2-tolk”. Eiser wijst erop dat 132 tolken op niveau C1 staan geregistreerd, zodat niet voor de hand ligt dat moest worden uitgeweken naar een tolk met ‘slechts’ B2-niveau. Als onderbouwing wijst eiser nog op de website taalniveau.nl, waaruit de verschillen tussen B2 en C1 blijken.
3.1
De rechtbank stelt vast dat tijdens het aanmeldgehoor op 24 november 2020 een geregistreerde (oftewel beëdigde) tolk is gebruikt. Aangezien artikel 28, eerste lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) enkel vereist dat een beëdigde tolk wordt ingezet, zonder onderscheid naar taalbeheersing op B2- of C1-niveau, kan het betoog van eiser niet slagen. Los daarvan blijkt uit de verslaglegging van het gehoor ook niet dat de kwaliteit van het gehoor onder dat niveauverschil te lijden heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Eiser voert voorts aan dat in Italië structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen bestaan. Als onderbouwing overlegt eiser een brief afkomstig van Vluchtelingenwerk van 4 mei 2021 waarin (met name) enkele passages uit recente rapporten over de situatie in Italië worden aangehaald. Eiser wijst in het bijzonder op een e-mail van Maria Cristina Romano van The European Legal Network on Asylum (ELENA) van
1 februari 2021 aan Vluchtelingenwerk Nederland. Daaruit blijkt namelijk volgens hem dat een Dublinclaimant weken moet wachten om opgenomen te worden in het Italiaans opvangsysteem en het daarom mogelijk wordt dat hij in de tussentijd dakloos is. Eiser stelt daarom dat sprake is van een dusdanig ernstig gebrek, dat dit in de weg staat aan zijn overdracht.
4.1
Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in het algemeen van uitgaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Italië dit niet doet.
4.2
De rechtbank stelt vast dat in de e-mail van Maria Cristina Romano het volgende staat:
“it can take some time to have access to reception centers and it does not always happen
shortly after be ‘dublined’ back. In the case of families, the waiting time for a place in reception is shorter, but the risk of remaining on the road for days is still very high.”
Hoewel eiser terecht stelt dat hierin staat dat een risico bestaat dat hij enkele dagen op straat terechtkomt, betekent dit nog niet dat aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een dusdanig gebrek dat in het algemeen geen overdracht aan Italië kan plaatsvinden. Anders dan uit deze e-mail, volgt namelijk uit het meer recente arrest van 23 maart 2021 [1] van het EHRM dat een Dublinclaimant in Italië in het asielsysteem wordt opgenomen en recht heeft op opvang, ook in het geval van bijzonder kwetsbare personen. Het EHRM heeft hierbij onder andere betrokken dat er nieuwe wetgeving is aangenomen met meer waarborgen en waarin bepaalde versoberingen van het Salvini-decreet zijn teruggedraaid. Naar het oordeel van de rechtbank is de informatie uit de overgelegde e-mail niet overtuigend genoeg om anders te oordelen dan het EHRM heeft gedaan. Verder heeft eiser niet verduidelijkt op welke informatie uit de brief van 4 mei 2021 van Vluchtelingenwerk hij zich wil beroepen. Eiser heeft kortom niet aannemelijk gemaakt dat verweerder niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. M.F. van den Brink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.M.T. tegen Nederland van 23 maart 2021, gepubliceerd op 15 april 2021 (46595/19).