Uitspraak
Vonnis van de kantonrechter ex art. 254 Rv in de zaak van:
[eiser] ,
[gedaagde] , tevens handelend onder de naam [naam eenmanszaak] ,
De procedure
De feiten
De vorderingen
primair(i.) Huurder te veroordelen om binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis, althans een in goede justitie te bepalen termijn, het gehuurde te verlaten en volledig en behoorlijk te ontruimen en door afgifte van de sleutels ter volledige vrije beschikking van Verhuurder te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, zulks met machtiging van Verhuurder om bij gebreke van voldoening hieraan, de ontruiming zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van Huurder;
subsidiair(ii.) ongewijzigde nakoming van de huurovereenkomst;
primair en subsidiair(iii.) Huurder te veroordelen tot betaling van de (achterstallige) huurpenningen aan Verhuurder, op het moment van dagvaarding ten bedrag van € 143.583,75 (waar de voorwaardelijke betaling van € 50.000 op in mindering kan worden gebracht) , vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening en de contractuele boetes, en: (iv.) Huurder te veroordelen in de door Verhuurder gemaakte redelijke kosten, vastgesteld op 15% van de hoofdsom, zijnde € 15.000, althans € 14.037,45; (v.) Huurder te veroordelen in betaling van de kosten van de procedure, een bedrag voor het salaris van de gemachtigde van Verhuurder daarin mede begrepen, met veroordeling van Huurder in de nakosten van € 131,00 zonder betekening van het vonnis respectievelijk € 199,00 met betekening van het vonnis.
De beoordeling
€ 143.000,- een deel niet door Huurder betaald zal moeten worden. Daarbij is ook van belang dat intussen reeds een bedrag van € 50.000,- is betaald, dus de uiteindelijke werkelijke huurschuld zal mogelijk een significant lager bedrag betreffen dan dat Verhuurder thans vordert.
ongewijzigdna te komen en daarmee bedoelt Verhuurder dat Huurder over de gehele periode van maart 2020 tot heden de
volledigehuurprijs zou moeten betalen. Zoals hiervoor al aan de orde is geweest is een verdere discussie ten aanzien van een mogelijke huurvermindering in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad. Het is goed denkbaar dat als gevolg daarvan Huurder recht zal hebben op een zekere huurkorting. Daarmee is op dit moment een veroordeling tot ongewijzigde nakoming van de huurovereenkomst onvoldoende bepaalbaar en daarmee ook niet ten uitvoer te leggen, zonder een executiegeschil daarover te moeten voeren. Ook in een dergelijk (executie)geschil kan de hoogte van de huurkorting niet worden bepaald zonder de richtlijnen daarvoor vanuit de Hoge Raad.
De beslissing
€ 249,-;