In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een asielaanvraag heeft ingediend, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. Eiser heeft een negende asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelt dat hij is bekeerd tot het atheïsme. De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de bekering niet geloofwaardig is. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 16 juni 2021, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld. Tijdens het gehoor zijn suggestieve vragen gesteld, wat de geloofwaardigheid van de besluitvorming in twijfel trekt. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.068. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.