ECLI:NL:RBDHA:2021:6860
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. N. Jansen, had een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit, genomen op 19 maart 2021, leidde tot het indienen van beroep door verzoeker. Daarnaast vroeg verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting vond plaats op 16 juni 2021 in Middelburg, waar verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. Tijdens de zitting werd ook een tolk, N. Gorges, ingeschakeld. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak verwezen naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (NL21.4523), waarin het beroep van verzoeker werd behandeld. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.