ECLI:NL:RBDHA:2021:6850
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag op basis van middelenvereiste en artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft eiser, een Indiase nationaliteit bezittende man, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De aanvraag was ingediend door de referente, de echtgenote van eiser, met het doel om bij haar te verblijven. De rechtbank heeft op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de zitting plaatsvond op 19 mei 2021. Eiser stelde dat de referente niet voldeed aan het middelenvereiste, omdat zij een uitkering ontving op basis van de Participatiewet en niet zelfstandig in haar levensonderhoud kon voorzien. De staatssecretaris had het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het middelenvereiste rechtvaardigden.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat referente niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling van het middelenvereiste. Eiser voerde aan dat referente wel degelijk aan de voorwaarden voldeed, maar de rechtbank oordeelde dat de overgelegde medische stukken niet voldoende waren om aan te tonen dat referente volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve belemmeringen waren om het gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen en dat het algemeen belang van de Nederlandse staat zwaarder woog dan het belang van eiser.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.