ECLI:NL:RBDHA:2021:6824
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de inschatting van arbeidsongeschiktheid en smartengeldvergoeding van een politieagent met PTSS
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieagent, eiser, en de korpschef van politie, verweerder, over de hoogte van de smartengeldvergoeding en de inschatting van het arbeidsongeschiktheidspercentage dat voortvloeit uit de Post Traumatische Stressstoornis (PTSS) van eiser. Eiser had in 2014 een verzoek ingediend voor smartengeldvergoeding, welke in 2018 door verweerder werd vastgesteld op € 46.209,38. Eiser was van mening dat het percentage arbeidsongeschiktheid, dat door verweerder op 75% was vastgesteld, te laag was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser als motoragent werkzaam was en dat zijn PTSS was erkend als beroepsziekte. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de onduidelijkheid over de basis van de verdiencapaciteit en de afwezigheid van contra-expertise, overwogen. Verweerder had de inschatting van de arbeidsdeskundige, die het percentage arbeidsongeschiktheid had vastgesteld, verdedigd en benadrukt dat eiser niet had aangetoond waarom een hoger percentage gerechtvaardigd zou zijn.
Na het horen van de partijen en het bestuderen van de ingediende stukken, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de inschatting van de arbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd was en dat eiser niet had aangetoond dat hij de voorgehouden functies niet zou kunnen vervullen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.