ECLI:NL:RBDHA:2021:6822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
C/09/613983 / KG RK 21-750
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure betreffende minderjarige

Op 29 juni 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster tegen mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter in een civiele procedure. Verzoekster vreesde partijdigheid van de rechter, omdat zij meende dat de rechter meer aandacht had voor de wederpartij, de vader en de William Schrikker Stichting (WSS), dan voor haarzelf. Dit verzoek werd behandeld tijdens een zitting waar verzoekster, de rechter, de advocaat van de vader en een vertegenwoordiger van WSS aanwezig waren.

De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. Het proces-verbaal van de zitting op 22 juni 2021, waar het wrakingsverzoek op was gebaseerd, gaf geen aanleiding om te concluderen dat de rechter niet neutraal had gehandeld. De wrakingskamer stelde vast dat alle partijen de gelegenheid hadden gekregen om hun standpunten naar voren te brengen en dat de rechter zich kritisch en evenwichtig had opgesteld.

De wrakingskamer concludeerde dat de vrees van verzoekster voor partijdigheid niet op objectieve gronden was gebaseerd en wees het verzoek tot wraking af. De behandeling van de onderliggende procedures zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021-47
zaak- /rekestnummer: C/09/613983 / KG RK 21-750
Beslissing van 29 juni 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van:
mr. J.T.W. van Ravenstein,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure zijn:
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.J. Ottens, advocaat te Noordwijk,
hierna te noemen: de vader,
en
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: WSS.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 22 juni 2021, met daaraan gehecht de aantekeningen van de griffier van de gehouden terechtzitting, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 23 juni 2021.
1.2.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 29 juni 2021. Bij deze mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoekster;
- de rechter;
- mr. Ottens, namens de vader;
- [A] , namens WSS.
1.3.
Na schorsing van de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer zich in raadkamer teruggetrokken. Na hervatting van de zitting heeft de wrakingskamer direct mondeling uitspraak gedaan. De mondelinge uitspraak is neergelegd in deze schriftelijke beslissing.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers C/09/562565 / FA RK 18-8000 en C/09/612613 / JE RK 21-1275. Deze zaken betreffen verzoeken van de vader tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats en een zorgregeling voor het minderjarige kind van partijen en een verzoek van WSS tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van die minderjarige. Deze zaken zijn ter zitting van 22 juni 2021 gezamenlijk behandeld.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting en de toelichting daarop tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter voornamelijk met WSS en de vader heeft gesproken en meer gehoor aan de wederpartij heeft gegeven. Dat de rechter meer gehoor heeft gegeven aan de wederpartij blijkt volgens verzoekster ook uit de manier waarop de rechter haar heeft bejegend. Tevens legt zij aan het verzoek ten grondslag dat de rechter direct is meegegaan met de machtiging tot uithuisplaatsing door te praten over anderhalf en vijf jaar later. Verzoekster is van mening dat de rechter partijdig te werk gaat.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat het van de zitting van 22 juni 2021 opgemaakte proces-verbaal en de daaraan gehechte aantekeningen van de griffier leidend zijn voor wat betreft de gang van zaken tijdens die zitting. Naar het oordeel van de wrakingskamer geeft dat proces-verbaal geen aanleiding om te concluderen dat de rechter tijdens de zitting meer gehoor heeft gegeven aan de vader of WSS. Uit het proces-verbaal leidt de wrakingskamer af dat sprake is geweest van een evenwichtige behandeling, waarbij alle aanwezigen in gelijke mate de gelegenheid hebben gekregen hun mening naar voren te brengen. Als er al sprake is geweest van een ongelijkheid in de mate waarin partijen het woord hebben gekregen, dan valt uit het proces-verbaal eerder af te leiden dat verzoekster meer aan het woord is geweest dan WSS en de vader. Uit het proces-verbaal leidt de wrakingskamer verder af dat de rechter zich bij de behandeling van de zaken neutraal heeft opgesteld en dat zij aan alle aanwezigen kritische vragen heeft gesteld. Uit de mate waarin de rechter gehoor heeft gegeven aan partijen ter zitting blijkt al met al niet dat sprake is van omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.3.
Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat in de stukken van WSS het perspectief van de minderjarige aan de orde is gesteld. Dat ligt ook voor de hand, omdat het belang van het kind in zaken over ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voorop staat en in verband daarmee ook moet worden gekeken naar het perspectief op langere termijn. Dat de rechter dit aspect tijdens de zitting aan de orde heeft gesteld en dus heeft gesproken over de mogelijke situatie van de minderjarige in de toekomst – waarbij zij overigens ook kritische vragen heeft gesteld aan WSS – betekent niet dat er sprake is van omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.4.
De wrakingskamer concludeert dat bij verzoekster weliswaar een vrees voor partijdigheid van de rechter is ontstaan, maar dat die vrees niet objectief gerechtvaardigd is, gezien de wijze waarop de zitting volgens het proces-verbaal is verlopen. Dit betekent dat het verzoek tot wraking van de rechter wordt afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedures worden voortgezet in de stand waarin het zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
 verzoekster;
 de rechter;
 de vader, p/a zijn advocaat mr. Ottens;
 WSS.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A. van Steen, S.M. Krans en J.C. Sluymer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2021.
Bij ontstentenis van de voorzitter en de griffier is deze uitspraak alleen ondertekend door de oudste rechter.
de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.