ECLI:NL:RBDHA:2021:6820

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
NL20.19420 en NL20.19421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken om voorlopige voorzieningen in asielzaken met betrekking tot verantwoordelijkheidskwesties van Italië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in twee afzonderlijke asielzaken, waarbij verzoekers, bestaande uit [naam 1] en [naam 2] met hun minderjarige kinderen, een verzoek om voorlopige voorzieningen hebben ingediend. De verzoekers hadden eerder aanvragen ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling zijn genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoeken. De verzoekers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet aan Italië mogen worden overgedragen totdat er op hun beroepen is beslist.

De zitting vond plaats op 4 oktober 2019, waarbij de verzoekers bijgestaan werden door hun gemachtigde en een tolk. De voorzieningenrechter had eerder al voorlopige voorzieningen getroffen, maar in een latere uitspraak op 6 oktober 2020 zijn deze voorzieningen opgeheven. Op 9 november 2020 hebben de verzoekers opnieuw om voorlopige voorzieningen verzocht, wat leidde tot de huidige uitspraak.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de beroepen van de verzoekers ongegrond zijn verklaard in een eerdere uitspraak van 10 oktober 2019. Hierdoor zijn de voorlopige voorzieningen niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL20.19420 en NL20.19421

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam 1], verzoeker, V-nummer: [nummer 1], en

[naam 2], verzoekster, V-nummer: [nummer 2]
mede namens hun minderjarige kinderen
[kind 1]en
[kind 2]
hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. H. Toonders en mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 13 september 2019 (de bestreden besluiten) heeft
verweerder de aanvragen van verzoekers om verlening van een verblijfsvergunning asiel
voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië daarvoor
verantwoordelijk is.
Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Zij hebben verder de
voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen, inhoudende dat zij
niet zullen worden overgedragen tot vier weken nadat op de beroepen is beslist (NL19.21646 en NL19.21648).
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaken met nummers
NL19.21645 en NL19.21647, plaatsgevonden op 4 oktober 2019. Verzoekers zijn
verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen B. Arabi. Verweerder
heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Toonders.
Bij uitspraak van 10 oktober 2019 (NL19.21646 en NL19.21648) heeft de
voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat verzoekers niet
mogen worden overgedragen aan Italië tot na bekendmaking van de uitspraak van de
rechtbank op de beroepen van verzoekers (NL19.21645 en NL19.21647).
Verzoekers hebben verzocht om opheffing van de getroffen voorlopige voorziening.
Bij uitspraak van 6 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter de getroffen voorlopige voorzieningen opgeheven.
Verzoekers hebben op 9 november 2020 opnieuw verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend (NL20.19420 en NL20.19421).
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag (NL19.21645 en NL19.21647) heeft de rechtbank de beroepen waarop de verzoeken om een voorlopige voorziening betrekking hebben ongegrond verklaard. Voorlopige voorzieningen zijn daarom niet meer nodig. De verzoeken worden als kennelijk ongegrond afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.