Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam 1], eiser, V-nummer: [nummer 1], en
[kind 1]en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
M.T. tegen Nederland
H.A. tegen Belgie(ECLI:EU:C:2021:270). De rechtbank volgt eisers hierin niet. Weliswaar gaat de Dublinverordening ervan uit dat snel wordt bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is, in deze verordening is ook neergelegd dat overdracht niet kan plaatsvinden wanneer dat in strijd zou zijn met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Ten aanzien van Italië bestond hierover enige onzekerheid. Naar het oordeel van de rechtbank is die onzekerheid weggenomen met het verschijnen van de voornoemde beslissing van het EHRM van 15 april 2021. De rechtbank weegt mee dat eisers hebben ingestemd met de aanhouding van de behandeling van het beroep in afwachting van de beslissing van het EHRM. Ook is op hun verzoek een voorlopige voorziening getroffen waarbij overdracht aan Italië is verboden zolang nog niet op het beroep is beslist. In dat geval voorziet de Dublinverordening erin dat de overdrachtstermijn eerst daarna aanvangt. De rechtbank ziet geen reden om over de nu ontstane situatie prejudiciële vragen te stellen, zoals geopperd door eisers.