ECLI:NL:RBDHA:2021:6809
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake urgentieverklaring bij woningnood
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een urgentieverklaring had aangevraagd. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag niet in behandeling genomen, omdat verzoekster onvoldoende gegevens had overgelegd om de aanvraag te kunnen beoordelen. Verzoekster had de urgentieverklaring aangevraagd vanwege ernstige gebreken in de woning die zij huurt, wat schadelijk is voor haar gezondheid en haar en haar zus in een situatie van mogelijke dakloosheid brengt.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster op meerdere momenten door verweerder was verzocht om aanvullende informatie, waaronder recente inkomensspecificaties van haar zus. Ondanks dat verzoekster enkele documenten had overgelegd, was het niet duidelijk wat de financiële situatie van haar zus was, wat essentieel was voor de beoordeling van de aanvraag. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er onvoldoende stukken zijn overgelegd om de aanvraag inhoudelijk te kunnen beoordelen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.