ECLI:NL:RBDHA:2021:6809

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake urgentieverklaring bij woningnood

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een urgentieverklaring had aangevraagd. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag niet in behandeling genomen, omdat verzoekster onvoldoende gegevens had overgelegd om de aanvraag te kunnen beoordelen. Verzoekster had de urgentieverklaring aangevraagd vanwege ernstige gebreken in de woning die zij huurt, wat schadelijk is voor haar gezondheid en haar en haar zus in een situatie van mogelijke dakloosheid brengt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster op meerdere momenten door verweerder was verzocht om aanvullende informatie, waaronder recente inkomensspecificaties van haar zus. Ondanks dat verzoekster enkele documenten had overgelegd, was het niet duidelijk wat de financiële situatie van haar zus was, wat essentieel was voor de beoordeling van de aanvraag. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er onvoldoende stukken zijn overgelegd om de aanvraag inhoudelijk te kunnen beoordelen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8180

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

4 februari 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. K. Jetović),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Otte).

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2020 heeft verweerder verzoekster meegedeeld haar aanvraag om een urgentieverklaring niet verder te behandelen.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skypeverbinding plaatsgevonden op
4 februari 2021. Verzoekster en haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder hebben daaraan deelgenomen. Ook was haar zus [zus] aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoekster heeft mede ten behoeve van haar zus om een urgentieverklaring gevraagd. De reden daarvoor is dat zij een ernstig conflict hebben met de eigenaar van de flat die zij huren. De woning kent ernstige gebreken, zoals schimmel in de keuken, die de eigenaar niet wil verhelpen. Door alle stress heeft verzoekster een terugval van een ernstige ziekte waarvoor zij een aantal jaren onder behandeling is. De situatie waarin zij zich bevindt is schadelijk voor haar gezondheid. Zij en haar zus dreigen zo dakloos te worden.
3. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat hij niet over voldoende gegevens beschikt om de aanvraag te kunnen beoordelen. Verweerder heeft verzoekster op 16 november 2020 en 26 november 2020 per brief gevraagd om nadere gegevens. Ook heeft verweerder haar verschillende keren gebeld en haar voicemail ingesproken. Het ging verweerder om recente loonspecificatie(s) of uitkeringsspecificatie(s) van haar zus, [zus] . De brief van de uitschrijving van het schoonmaakbedrijf van haar zus uit de Kamer van Koophandel van 2 juli 2019 vindt verweerder niet voldoende.
4. Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Ingevolge het vijfde lid van dit artikel wordt een besluit om de aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
5. Om te kunnen beoordelen of een aanvrager in aanmerking komt voor een urgentieverklaring moet verweerder over een aantal gegevens beschikken. Gegevens over de financiële situatie van de aanvrager zijn voor de beoordeling belangrijke gegevens. Omdat verzoekster samenwoont met haar zus en de urgentieverklaring voor hun beiden heeft aangevraagd heeft verweerder ook inkomensgegevens van de zus nodig.
6. Verzoekster zelf heeft gegevens overgelegd waaruit blijkt dat zij een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) heeft, maar niet duidelijk is wat de inkomsten van haar zus zijn.
Zij zegt oppaswerkzaamheden te doen, maar niet blijkt wat haar verdiensten daarbij zijn.
Er zijn bankafschriften overgelegd, maar niet is duidelijk hoe vaak zij oppast en wat zij daarmee verdient. Gelet hierop heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat er onvoldoende stukken zijn overgelegd om de aanvraag inhoudelijk te kunnen beoordelen.
7. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting meegedeeld dat als verzoekster voor haar zus de voor de beoordeling van de aanvraag benodigde inkomensgegevens (zoals bijvoorbeeld: een inkomensverklaring van de Belastingdienst, de aanslag inkomstenbelasting en de afwijzing van de aanvraag voor een uitkering op grond van de Tozo dan wel andere relevante gegevens in bezwaar overlegt er alsnog naar de aanvraag zal worden gekeken.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.