ECLI:NL:RBDHA:2021:6794
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J-P.R. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen kosten dwangbevel en rechtsgeldigheid compromis
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door A. van Velsen, en de invorderingsambtenaar van Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. Het geschil betreft de kosten van een dwangbevel dat op 22 juni 2019 is uitgevaardigd wegens onbetaalde lokale heffingen voor het jaar 2018. Eiser betwist de rechtsgeldigheid van een compromis dat tijdens een zitting van het Gerechtshof Den Haag op 19 juni 2020 is gesloten, waarbij is overeengekomen dat de invorderingskosten voor de jaren 2017, 2018 en 2019 tot nihil worden verminderd. Eiser heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof in cassatie beroep ingesteld, waardoor hij meent dat het compromis nog niet definitief is afgesloten.
De rechtbank heeft de stellingen van eiser verworpen en geoordeeld dat het compromis rechtsgeldig is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van het Gerechtshof Den Haag waarin eiser aan het compromis is gehouden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiser heeft de afspraken van het compromis niet nageleefd door hoger beroep in te stellen tegen eerdere uitspraken, terwijl de invorderingsambtenaar zich aan de afspraken heeft gehouden. De rechtbank concludeert dat eiser, door verder te procederen, mogelijk extra kosten heeft veroorzaakt die hij had kunnen vermijden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.