ECLI:NL:RBDHA:2021:6791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
NL21.8167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Mexicaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en opgelegd inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Mexicaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft aangevoerd dat hij bedreigd en afgeperst werd door een Mexicaans kartel, maar de rechtbank oordeelt dat zijn relaas ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd en dat belangrijke informatie over de betrokkenheid van een prominent lid van het kartel, die ten tijde van de gestelde afpersingen in detentie zat, niet klopt. Eiser heeft zijn verhaal niet voldoende onderbouwd en de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het opgelegde inreisverbod terecht is, omdat eiser niet kan aantonen dat hij zijn familie in een ander land niet kan opzoeken. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8167

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C. Chen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Singh).

ProcesverloopBij besluit van 21 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.8168, plaatsgevonden op 17 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen dhr. V. Duivenstijn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1996 en heeft de Mexicaanse nationaliteit. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Mexico heeft verlaten omdat hij vanaf april 2019 is bedreigd en afgeperst door het kartel [kartel] . Nadat er in juli 2020 een aanslag op hem is gepleegd, is hij ondergedoken. Op 4 mei 2021 heeft hij Mexico verlaten.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met kartel [kartel] .
Verweerder vindt het eerste relevante element geloofwaardig, maar het tweede relevante element niet. Eiser heeft tegenstrijdige, summiere en ongerijmde verklaringen afgelegd. Verder blijkt uit openbare bronnen dat een prominent lid van het kartel, [A] , in detentie zat ten tijde van de gestelde wekelijkse afpersingen. Het is daarom niet mogelijk dat [A] eiser heeft bedreigd, zoals door eiser verklaard. Daarnaast mag van eiser worden verwacht dat hij meer informatie kan geven over het kartel dan hij heeft gedaan. Ook over het schietincident op zijn huis heeft eiser tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Het krantenartikel wat eiser ter onderbouwing van het schietincident heeft overgelegd komt bovendien niet overeen met de online versie van het artikel. Verder heeft eiser summier verklaard over zijn ex-vriendin, wat eveneens afdoet aan de geloofwaardigheid van zijn verhaal.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat [A] eiser niet heeft bedreigd. Eiser heeft zijn verhaal uitgebreid verteld. De link in het besluit naar het krantenartikel waaruit zou blijken dat [A] voor langere tijd gearresteerd was, werkt niet, hetgeen al in de zienswijze is aangegeven. Desondanks heeft verweerder het krantenartikel niet bij het bestreden besluit gevoegd, maar nog een keer de link vermeld, die weer niet werkt. Ten onrechte baseert verweerder zich alleen op informatie van het internet. Verweerder miskent daarmee dat het internet vol zit met nep-nieuws. Eiser heeft zijn asielrelaas over het schietincident bovendien onderbouwd met een krantenartikel. Het artikel dat hij heeft overgelegd komt uit de krant en niet van het internet. Verweerder impliceert dat het artikel vals is, maar heeft niet de link van het online artikel vermeld. Als verweerder stelt dat het krantenartikel vals is, moet hij dat maar aantonen. Tot slot heeft verweerder eiser ten onrechte een inreisverbod opgelegd. Het is geen reële optie voor eiser en zijn familie om elkaar in een ander land op te zoeken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het tweede relevante element ongeloofwaardig is. Verweerder heeft daarbij van belang mogen achten dat uit openbare bronnen blijkt dat de baas van het kartel, [A] , die eiser wekelijks in persoon zou hebben afgeperst, ten tijde van deze gestelde wekelijkse afpersingen in detentie zat. Verweerder heeft hiertoe in het voornemen verwezen naar twee nieuwsartikelen op het internet. Uit het eerste artikel blijkt dat [A] op 1 april 2019 is gearresteerd. Uit het tweede artikel blijkt dat op zijn detentie op
7 juli 2019 met drie maanden is verlengd. Daaruit heeft verweerder in redelijkheid kunnen opmaken dat [A] in de periode van 1 april 2019 tot in ieder geval drie maanden na 7 juli 2019 in detentie heeft gezeten. Nu uit openbare bronnen blijkt dat eisers verhaal niet kan kloppen, wordt ernstig afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. De rechtbank stelt verder vast dat de in het voornemen en bestreden besluit vermeldde internetlinks in het systeem van de rechtbank werken. Dat de internetlink naar het tweede nieuwsartikel op de computer van gemachtigde niet werkt, is dan ook niet aan verweerder te wijten en komt voor rekening en risico van de gemachtigde van eiser.
4.1.
Verder heeft verweerder het van belang mogen achten dat de passage uit het door eiser overgelegde nieuwsartikel over het schietincident waarin hij bij naam wordt genoemd, niet is terug te vinden op het internet. Dit heeft verweerder vreemd kunnen vinden omdat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat zijn familie het artikel op internet heeft gevonden [1] . De stelling in beroep dat de familie van eiser het nieuwsartikel uit een fysieke krant heeft gehaald en het nieuwsartikel niet van het internet afkomstig is, is met deze eerdere verklaring in strijd en doet daarmee verdere afbreuk aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser. Ook heeft verweerder het vreemd kunnen vinden dat de volledige tekst van het overgelegde nieuwsartikel, behalve het stuk dat ziet op eiser persoonlijk, letterlijk op het internet terug te vinden is. De stelling van eiser dat verweerder in zijn besluitvorming de internetlinks had moeten opnemen op grond waarvan verweerder heeft geconcludeerd dat het nieuwsartikel grotendeels letterlijk is terug te vinden, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft het nieuwsartikel immers zelf overgelegd. Verweerder heeft dan ook van eiser mogen verlangen dat hij de bijbehorende link naar het artikel, dan wel de fysieke krant waaruit het artikel afkomstig zou zijn, verstrekt. Dat heeft eiser niet gedaan.
4.2.
De stelling dat verweerder zich niet alleen op internetbronnen dient te baseren, slaagt evenmin. Verweerder heeft niet alleen vanwege de online krantenartikelen het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig bevonden, maar ook omdat eiser tegenstrijdige, vage en ongerijmde verklaringen heeft afgelegd. Dat de door verweerder aangehaalde nieuwsartikelen nepnieuws zouden zijn, volgt de rechtbank evenmin. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat de door verweerder op het internet gevonden en gebruikte nieuwsartikelen (inhoudelijk) niet zouden kloppen.
4.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het schietincident. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser in het aanmeldgehoor heeft verklaard in augustus 2020 zijn huis te hebben verlaten, maar in het nader gehoor heeft verklaard dat dat in juli 2020 was. Eiser is twee keer met deze tegenstrijdigheid geconfronteerd, maar heeft geen duidelijke verklaring voor de tegenstrijdigheid gegeven. Dat zijn familie nog een aantal keer in augustus naar zijn huis is geweest, maar eiser niet, neemt de tegenstrijdigheid van zijn verklaringen niet weg. Daarnaast heeft verweerder zich niet ten onrechte op standpunt gesteld dat eiser op meerdere onderdelen van zijn asielrelaas slechts vage en summiere verklaringen heeft afgelegd. Zo weet eiser bijvoorbeeld niet de leeftijd of het adres van zijn ex-vriendin te noemen, noch de leeftijd van haar kind. De daarvoor gegeven verklaring – dat eiser slechts kort een relatie had en zij expres informatie achterhield voor eiser – overtuigt niet. Ook over het kartel dat eiser zou hebben afgeperst en bedreigd heeft eiser slechts in algemeenheden kunnen verklaren. Dit klemt te meer nu eiser ruim een jaar lang zou zijn afgeperst en in dat kader ook werd geacht misdrijven voor het kartel te plegen.
5. Al gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat asielrelaas ongeloofwaardig is. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking.
Inreisverbod
6. De rechtbank vindt verder dat verweerder ook terecht een inreisverbod aan eiser heeft opgelegd. Dat eiser zijn familie in Zwitserland of in een ander land binnen de Europese Unie dan niet kan opzoeken leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft verklaard dat zijn familie al acht jaar in Zwitserland verblijft. De rechtbank ziet daarom niet in waarom eiser niet op dezelfde manier contact met zijn familie kan houden als de afgelopen jaren. Niet is gebleken dat zij geen contact kunnen onderhouden via elektronische communicatiemiddelen of elkaar niet kunnen ontmoeten in een land buiten de Europese Unie.
Conclusie
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ook is aan eiser terecht een inreisverbod opgelegd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.P. 19 van het nader gehoor.