ECLI:NL:RBDHA:2021:6789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2033
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om telewerkovereenkomst en vergoeding kosten thuiswerken door de staatssecretaris van Financiën

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als deurwaarder bij de staatssecretaris van Financiën, en de staatssecretaris zelf. Eiser had verzocht om een telewerkovereenkomst en vergoeding van kosten voor thuiswerken, welke verzoeken door de staatssecretaris waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 1 september 1981 in dienst is en sinds 2000 als deurwaarder werkt. Eiser stelde dat hij sinds 2014 structureel thuiswerkt en dat hij recht heeft op een vergoeding voor gemaakte kosten op basis van de Raamregeling Telewerken en het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). De staatssecretaris weigerde echter een telewerkovereenkomst af te sluiten, wat volgens hem een voorwaarde was voor het toekennen van vergoedingen. Tijdens de zitting op 25 mei 2021 werd duidelijk dat eiser niet verplicht was om thuis te werken, en dat hij de mogelijkheid had om op kantoor te werken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat er geen verplichting tot thuiswerken was en dat eiser daarom niet in aanmerking kwam voor de gevraagde vergoedingen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de verzoeken af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2033

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.P.L.C. Dijkgraaf),
en

de staatssecretaris van financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Pullens).

Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om een telewerkovereenkomst af te sluiten afgewezen.
Bij besluit van 20 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2021 via een videoverbinding.
Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser werkt sinds 1 september 1981 bij verweerder. Sinds 2000 werkt hij als deurwaarder.
1.1.
Hij heeft een verzoek ingediend om een telewerkovereenkomst af te sluiten op grond van artikel 67 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en artikel 101 van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal. Hij stelt dat hij sinds 2014 in het dienstbelang structureel thuis telewerk verricht. Dit wordt hij, als belastingdeurwaarder, in principe geacht te doen, gelet op de Handreiking ‘Tijd, Plaats en Apparaatonafhankelijk werken (TPAW)’. De hiervoor benodigde apparatuur heeft eiser van zijn werkgever tot zijn beschikking gekregen. Eiser wil dat in een telewerkovereenkomst wordt vastgelegd dat hij op grond van de artikel 6 en 7 van de Raamregeling Telewerken in aanmerking komt voor een vergoeding van gemaakte kosten voor gebruik van privéruimten. Daarnaast wil eiser met gebruikmaking van de Individuele Keuzen in het Arbeidsvoorwaardenpakket (IKAP- regeling) eens in de vijf jaar een onbelaste IKAP-vergoeding van € 1.815,- ontvangen voor de inrichting van de Telewerkplek. Eiser verzoekt de vergoedingen met terugwerkende kracht toe te kennen vanaf het moment waarop hij met de thuiswerkzaamheden is begonnen, omdat verweerder hem niet heeft gewezen op de regelgeving met betrekking tot Telewerken en TPAW.
Het standpunt van verweerder
2.
Verweerder heeft het verzoek afgewezen omdat sprake moet zijn van een met eiser gesloten telewerkovereenkomst om voor een vergoeding op grond van de Raamregeling Telewerken in aanmerking te komen. Aangezien verweerder geen telewerkovereenkomsten afsluit, maakt eiser geen aanspraak op een vergoeding van de kosten voorgebruik van privéruimten. Daarnaast is aan het toekennen van een vergoeding als bedoeld in de Raamregeling Telewerken de voorwaarde verbonden dat sprake is van een uit hoofde van de functie verplichting om te telewerken. Van een opgelegde verplichting tot thuiswerken is geen sprake. Eiser kan of had kunnen aangeven dat hij niet thuis wil werken. In dat geval is de werkgever verplicht om voor een passende werkplek te zorgen. Eiser heeft dit in tegenstelling tot een enkele medewerker niet aangegeven. Er bestaat los van het al dan niet afsluiten van een telewerkovereenkomst reeds geen aanspraak op vergoeding van de kosten voor gebruik van privéruimten. Eiser komt tevens niet in aanmerking voor een onbelaste IKAP-vergoeding van € 1.815,-, omdat eiser niet verplicht is om thuis te werken en omdat verweerder geen telewerkovereenkomst met eiser heeft afgesloten. Van verlenen van een vergoeding aan eiser op grond van de Raamregeling en van de IKAP kan, zoals hiervoor is toegelicht, geen sprake zijn omdat verweerder geen telewerkovereenkomsten afsluit. Dat verweerder geen telewerkovereenkomsten afsluit is via het Intranet van verweerder gecommuniceerd met de medewerkers.
Wat vindt eiser?
3. Eiser is het niet eens met verweerder en voert aan dat het thuiswerken niet een eigen wens van eiser is, maar dat uit de door hem geschetste omstandigheden blijkt dat er sprake is van een verplichting tot thuiswerken en dat hier een vergoeding tegenover dient te staan.
Eiser wijst erop dat verweerder wenst te besparen op kosten, wil digitaliseren, wenst dat de deurwaarder samen met de invorderaar werkt vanuit één digitaal dossier en kiest voor een digitale werkruimte, die de deurwaarder moet ondersteunen. Verder wijst eiser erop dat verweerder heeft gezegd: “
neem die doos mee en voortaan print je thuis”, dat hij naar twee opleidingen is gestuurd die hij moet halen wil hij thuis kunnen werken en dat hij op kantoor zijn locker en parkeerpas moet inleveren, want hij verliest zijn parkeerplek “
ten behoeve van de collega’s die nog wel op kantoor werken”. Hieruit kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat sprake is van een verplichting tot thuiswerken. Eiser stelt verder dat een telewerkovereenkomst geen voorwaarde is. Deze eis is nergens terug te vinden in de Raamregeling Telewerken. Ook geldt geen eis van schriftelijke vastlegging van de gemaakte afspraken als het gaat om de onbelaste IKAP-vergoeding. Eiser meent daarom dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Eiser verzoekt verweerder subsidiair om hem schadeloos te stellen op grond van artikel 69 van het ARAR. Verder heeft eiser een verklaring van zijn leidinggevende overgelegd waaruit blijkt dat kan worden gesproken van een verplichting tot thuiswerken.
Wat zijn de regels?
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Telewerkovereenkomst
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder in zijn besluitvorming afdoende heeft toegelicht, onder verwijzing naar een memo van 23 april 2014 en een bericht op Intranet, dat binnen de Belastingdienst sinds 19 mei 2014 geen telewerkovereenkomsten worden afgesloten. Hieruit volgt dat met eiser geen telewerkovereenkomst is gesloten. Dat het bestaan van een telewerkovereenkomst niet als eis kan worden gesteld voor de toekenning van een vergoeding, zoals eiser stelt, wat daar ook van zij, doet niet af aan het voorgaande.
5.1.
De rechtbank constateert, mede gelet op het verhandelde ter zitting, dat de bijkomende werkzaamheden die eiser thuis moet verrichten, zonder de gebruikelijke ondersteuning van vóór de reorganisatie in 2014, voor hem (en de andere deurwaarders) belastend zijn. Dit is door de vakbeweging in 2015 al aan de orde gesteld, waarbij tevergeefs is aangedrongen op een regeling voor de vergoeding van gemaakte kosten. Dit staat echter los van het feit dat het in deze procedure gaat om de vraag of eiser al dan niet vrijwillig thuis werkt.
Verplichting tot thuiswerken
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat van een aan eiser opgelegde verplichting tot thuiswerken niet kan worden gesproken. Verweerder heeft dit in het bestreden besluit voldoende duidelijk gemotiveerd. Uit de verklaring van het bevoegd gezag, de heer G. Roks, blijkt dat iedere deurwaarder heeft kunnen aangeven niet thuis te willen werken en dat de werkgever in die situatie verplicht is voor een passende werkplek te zorgen. Er zijn enkele deurwaarders geweest die hebben aangegeven vanuit kantoor te willen werken in plaats van vanuit huis. Niet in geschil is dat eiser niet heeft aangegeven op kantoor te willen werken. De rechtbank volgt eiser om die reden niet in zijn betoog dat hij verplicht was om thuis te werken. Dat eiser het gevoel had dat hij geen keuze had en thuis moest werken, gelet op de door hem geschetste omstandigheden die verweerder niet heeft weersproken, begrijpt de rechtbank, maar dit maakt niet dat het thuiswerken een verplichtend karakter had als bedoeld in de van toepassing zijnde regelgeving. Overigens heeft eiser ook tijdens de hoorzitting van 4 november 2019 verklaard dat hem niet met zoveel woorden de verplichting om thuis te werken is opgelegd, maar dat uit de omstandigheden kan worden afgeleid dat hij – en alle deurwaarders met hem – worden gedwongen om thuis te werken. Ook de directeuren en teamleiders staan hierachter.
Vergoeding kosten voor gebruik van privéruimten
5.3.
Nu voor de vergoeding die eiser wenst op grond van de Raamregeling Telewerken een telewerkovereenkomst nodig is en eiser deze niet heeft en eiser bovendien niet verplicht thuiswerkt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende duidelijk heeft gemotiveerd dat eiser niet in aanmerking komt voor de gevraagde vergoeding.
De onbelaste IKAP-vergoeding van € 1.815,- voor de inrichting van de Telewerkplek
5.4.
Nu ook voor deze vergoeding een telewerkovereenkomst nodig is en eiser deze niet heeft en eiser bovendien niet verplicht thuiswerkt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende duidelijk heeft gemotiveerd dat eiser niet in aanmerking komt voor de gevraagde vergoeding.
5.5.
Dat de leidinggevende van eiser heeft toegezegd dat een vergoeding zou worden gegeven, blijkt niet uit de stukken.
5.6.
De rechtbank volgt eiser, gelet op het voorgaande, niet in zijn eerst in beroep ingenomen stelling dat verweerder eiser schadeloos moet stellen op grond van artikel 69 van het ARAR.
6. De rechtbank ziet in wat eiser verder heeft aangevoerd, geen reden voor een ander oordeel.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Artikel 67 van het Algemeen rijksambtenarenreglement (hierna: ARAR):
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan regels stellen ten aanzien van telewerken. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:
a. de inrichting van de telewerkplek;
b. de beschikbaarstelling door het bevoegd gezag van apparatuur;
c. de wijze waarop de werkcontacten tussen de ambtenaar en zijn dienstonderdeel zullen plaatsvinden;
d. de wijze waarop wordt voorzien in een vergoeding van de door de ambtenaar gemaakte kosten;
e. de wijze waarop het overleg met de vertegenwoordigers van het personeel wordt gevoerd.
In de Raamregeling Telewerken (hierna: Raamregeling) heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nadere regels gesteld.
In artikel 2 van de Raamregeling is bepaald dat onder betrokkene wordt verstaan:
a. de ambtenaar die uit hoofde van zijn functie verplicht is om te telewerken;
b. de ambtenaar die op vrijwillige basis één of meer werkdagen per week telewerkt.
Artikel 5 van de Raamregeling luidt:
1. Met betrokkene worden de afspraken over telewerken schriftelijk vastgelegd.
2. De afspraken, bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op:
a. de eisen die voortvloeien uit het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet;
b. de bereikbaarheid van betrokkene;
c. de wijze van terugkoppeling van betrokkene;
d. de te verrichten werkzaamheden;
e. de aan betrokkene te verlenen telewerkvoorzieningen;
f. de wijze waarop de telewerkvoorzieningen worden verleend;
g. de periode waarin betrokkene telewerkt;
h. het aantal dagen per week dat betrokkene telewerkt;
i. de wijze van en de gronden voor beëindiging van het telewerken;
j. de gevolgen die beëindiging van het telewerken heeft voor de verleende telewerkvoorzieningen;
k. informatiebeveiliging;
i. privacyaspecten.
Artikel 6 van de Raamregeling luidt:
De telewerkvoorzieningen als bedoeld, In artikel 5, tweede lid, onderdeel e
kunnen zijn:
a. een computer en bijbehorende noodzakelijke apparatuur;
b. de inrichting van de werkruimte;
c. een fax;
d. een mobiele telefoon;
e. de aanleg van een extra telefoonlijn;
f. een volledige vergoeding van alle voor de dienst gemaakte telefoonkosten;
g. een volledige vergoeding van alle voor de dienst gemaakte internetkosten;
h. een vergoeding van de kosten voor gebruik privé-ruimte.
Artikel 7 van de Raamregeling luidt:
1.(...)
2. (...)
3. De vergoeding, als bedoeld in artikel 6, onderdeel h, bedraagt voor betrokkene, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, € 80,23 bruto per maand.
4.(...)
5. (...).
Artikel 8 van de Raamregeling luidt:
De telewerkvoorzieningen, bedoeld in artikel 6, onderdelen a tot en met g, kunnen door het bevoegd gezag aan de betrokkene, als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, ter beschikking worden gesteld, worden verstrekt of worden vergoed voor zover deze voorzieningen voor betrokkene noodzakelijk zijn om te kunnen telewerken.
Op grond van regeling Individuele Keuzen Arbeidsvoorwaardenpakket (hierna: IKAP) kan de ambtenaar een deel van de arbeidsvoorwaarden zelf samenstellen. Een deel (geld/uren) kan worden ingeruild voor een vergoeding die wordt besteed aan een belastingvrij doel.
Eén van de doelen is het inrichten van een telewerkruimte.
Op het Intranet is het volgende opgenomen:
“U kunt maximaal 1.814 euro eenmaal per 5 kalenderjaren inzetten (onbelast maximumbedrag). U kunt dit bedrag gebruiken voor de meubilering en stoffering van de werkruimte. De werkruimte moet voldoen aan de arbo-eisen. U werkt minimaal een dag per week thuis en heeft hiervoor afspraken over telewerken schriftelijk vastgelegd, bijvoorbeeld in een telewerkovereenkomst.”
In een memo van 23 april 2014 is toegelicht dat het afsluiten van telewerkovereenkomsten niet meer passend wordt geacht. Naar aanleiding hiervan is op 19 mei 2014 een bericht geplaatst op het Intranet van de Belastingdienst over IKAP-vergoeding voor de inrichting van de thuiswerkplek. Hierin wordt aangegeven dat geen telewerkovereenkomsten
worden afgesloten.
Verder is van toepassing. de ‘Handreiking Tijd, Plaats- en Apparaatonafhankelijk werken (hierna: Handreiking TPAW) van november 2015. In hoofdstuk 15 van het onderdeel ‘Behavior’ wordt ingegaan op vergoedingen en verstrekkingen en dergelijke bij TPAW. In onderdeel 1 is het volgende opgenomen:
“Een aantal ministeries volgt (nu nog) de Raamregeling Telewerken of kent een eigen regeling waarin mogelijk vergoedingen worden toegekend. De exacte inhoud van de regeling en de hoogte van de vergoeding kan per organisatie verschillen. De werkgever Rijk is van mening dat vergoedingen niet meer passen in de huidige afspraken tussen leidinggevende en medewerker over TPAW. Zowel de leidinggevende als de medewerker heeft voordelen van TPAW.”
Op het Intranet van de Belastingdienst staat op het Servicepunt bij TPAW het volgende:
“ (...) De werkgever Rijk (inclusief de Belastingdienst) is van mening dat vergoedingen niet meer passen in de huidige afspraken tussen leidinggevende en medewerker over TPAW. Zowel de leidinggevende als de medewerker heeft voordelen van TPAW.”