ECLI:NL:RBDHA:2021:6781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
09-225736-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op supermarkt met geweld door minderjarige verdachte

Op 17 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren op 21 juli 2004, die samen met een ander op 14 augustus 2020 een overval heeft gepleegd op een supermarkt in Delft. De verdachte heeft bekend dat hij de overval heeft gepleegd, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt tegen de kassamedewerker. De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank de verdachte zou veroordelen voor de tenlastegelegde feiten, waarbij sprake is van eendaadse samenloop van diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het tenlastegelegde feit dat hij een glimmend voorwerp zichtbaar in zijn hand droeg, omdat dit niet uit het dossier bleek.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 134 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering, deelname aan ambulante behandeling en het hebben van een zinvolle dagbesteding. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de kassamedewerker, toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-, met wettelijke rente, en de vordering van de supermarkt niet-ontvankelijk verklaard omdat deze niet aan de wettelijke vereisten voldeed.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de impact van de overval op de slachtoffers. De verdachte heeft blijk gegeven van inzicht in zijn gedrag en heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel in de overval. De rechtbank heeft de strafoplegging zodanig gematigd dat deze aansluit bij de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft de nadruk gelegd op de noodzaak van begeleiding en behandeling om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Parketnummer 09-225736-20
Datum uitspraak 17 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op 21 juli 2004,
[adres 1]
advocaat: mr. L. Windhorst te Den Haag.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 juni 2021.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij samen met een ander op 14 augustus 2020 te Delft, winkelbedrijf Coop, filiaal [adres 2] , heeft overvallen. Dit is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd als het medeplegen van een diefstal met geweld en bedreiging met geweld (feit 1 eerste cumulatief/alternatief) en/of het medeplegen van een afpersing (feit 1 tweede cumulatief/alternatief).
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.De standpunten en de beoordeling

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie mr. F.A. van Kins, heeft - na wijziging van de tenlastelegging - geëist dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte de hem onder eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan, waarbij sprake is van eendaadse samenloop.
De officier van justitie heeft daarbij naar voren gebracht dat de verdachte heeft bekend de overval samen met een ander te hebben gepleegd en wel door gebruik van geweld en bedreiging met geweld, waarbij de kassamedewerker gedwongen is de 50 euro bankbiljetten af te geven en waarbij de verdachte en zijn mededader de resterende bankbiljetten, het kleingeld en meerdere pakjes sigaretten hebben weggenomen. Op de camerabeelden is ook te zien dat de overval door twee mannen wordt uitgevoerd en op het spatscherm van de kassa is DNA van de verdachte aangetroffen.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van het tweede gedachtestreepje, te weten ‘het zichtbaar aan/op/in zijn hand te dragen van een glimmend voorwerp’, nu dit uit het dossier verder niet blijkt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd wat betreft de bewezenverklaring, nu de verdachte heeft bekend samen met een ander de overval te hebben gepleegd. De raadsvrouw heeft de rechtbank wel verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van het tweede gedachtestreepje, te weten ‘het zichtbaar aan/op/in zijn hand te dragen van een glimmend voorwerp’.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Er kan worden volstaan met de hieronder vermelde opgaven van bewijsmiddelen [2] , omdat de verdachte de feiten heeft bekend. De verdachte heeft na die verklaring ook geen andere verklaringen afgelegd die daarmee strijdig zijn. Tevens heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De bewijsmiddelen houden in:
- de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd bij politie, bij de rechter-commissaris op 9 september 2020 en ter terechtzitting van 17 juni 2021;
- de aangifte van [naam 1] , d.d. 14 augustus 2020, opgenomen in het proces-
verbaal met nummer PL1500-2020243267-15 (p. 54/55);
  • proces-verbaal van verhoor [getuige] , d.d. 14 augustus 2020, opgenomen in het proces-verbaal met nummer PL1500-2020243267-4 (p.114/115);
  • proces-verbaal van bevindingen van het bekijken van de camerabeelden, d.d. 16 augustus 2020, opgenomen in het proces-verbaal met nummer PL1500-2020243267, nummer 6, met bijlagen (p. 62/73).
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat
de verdachte en [medeverdachte] nauw en bewust hebben samengewerkt op basis van een van te voren gemaakt plan dat zij vervolgens gezamenlijk hebben uitgevoerd.
De verdachte en [medeverdachte] hebben dus tezamen en in vereniging de winkeloverval gepleegd, met dien verstande dat zij met gebruik van geweld en bedreiging met geweld de kassamedewerker [getuige] hebben gedwongen tot afgifte van de 50 euro bankbiljetten en dat zij de overige bankbiljetten, het kleingeld en meerdere pakjes sigaretten hebben weggenomen.
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het bij het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde, te weten ‘het zichtbaar aan/op/in zijn hand te dragen van een glimmend voorwerp’ nu de verdachte heeft verklaard dat hij noch zijn mededader een glimmend voorwerp in hun handen hebben gehad en dit ook niet uit de overige stukken in het dossier blijkt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er een zodanige samenhang tussen de bewezenverklaarde feiten bestaat dat er sprake is van eendaadse samenloop.
De verdachte kan derhalve slechts één strafbaar verwijt worden gemaakt.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank is op grond van de onder paragraaf 3.4 genoemde bewijsmiddelen overtuigd dat de verdachte de hem onder eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De bewezenverklaring staat in bijlage II.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is ook strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 134 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de tijd die de verdachte in detentie heeft doorgebracht een zware tijd voor hem is geweest, zeker gelet op zijn aanpassingsstoornis, en dat hij het ook gedurende de afgelopen 5 jaren sinds hij in Nederland is, zwaar heeft gehad. Hoewel de verdachte door zijn mededader onder grote druk is gezet, neemt hij wel verantwoordelijkheid voor zijn eigen aandeel.
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan de verdachte inderdaad een deels voorwaardelijke jeugddetentie met de door de Raad geadviseerde voorwaarden wordt opgelegd, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, maar zij heeft wel matiging van het voorwaardelijke strafdeel verzocht, nu de begeleiding en behandeling die de verdachte krijgt intensief zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een overval op een supermarkt in Delft. Zij hebben daarbij de kassamedewerker bedreigd en geweld tegen hem gebruikt. De verdachte en zijn mededader hebben met hun handelen alleen aan hun eigen geldelijk gewin gedacht en niet aan de lichamelijke en emotionele en psychische gevolgen voor de slachtoffers. Zij hebben met de overval de kassamedewerker van de supermarkt veel angst aangejaagd, maar ook de in de winkel aanwezige klanten.
Zoals blijkt uit toelichting bij de vordering van de benadeelde partij, heeft de overval veel impact gehad op het leven van de kassamedewerker, een uit Afghanistan gevluchte statushouder, die zijn baan kwijt is geraakt en (ernstig) psychische klachten als gevolg van de overval ondervindt. De rechtbank rekent dit de verdachte en zijn mededader zwaar aan.
Bovendien maakt een dergelijke overval een ernstige inbreuk op de rechtsorde en kunnen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toenemen.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank stelt vast dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële documentatie van 27 mei 2021 nog niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Uit het rapport van de psycholoog van 21 december 2020 blijkt dat er bij de verdachte
sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een aanpassingsstoornis. Daarnaast is er bij betrokkene sprake van een beneden gemiddelde intelligentie, ook ten tijde van het tenlastegelegde.
De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde feit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het risico op nieuwe geweldsdelicten wordt op basis van zowel de klinische inschatting als gestructureerde taxatie middels de SAVRY als matig geschat. Dit risico wordt gevormd door risicofactoren gelegen in de persoon van betrokkene, waarbij problemen met het hanteren van boosheid en de frustratietolerantie een rol spelen.
Behandeling van de verdachte, gericht op de verstoorde emotieregulatie en het ontwikkelen van een adequaat zelfbeeld en identiteit, is aangewezen. Ook heeft de verdachte een onderwijssetting nodig waarbij individuele aandacht geboden kan worden, in kleine groepen wordt gewerkt met ondersteuning van de sociale en emotionele (leer-)vaardigheden behorende bij school. AdAstra biedt deze begeleiding. Ook ondersteuning door een jongerencoach van Westpoint is nodig.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijke strafdeel dat hij deel gaat nemen aan genoemde ambulante behandeling gericht op de emotieregulatie, zich inzet voor de reeds lopende vorm van coaching en deelneemt aan het onderwijs- en zorgaanbod van AdAstra.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de gezinsplannen, opgesteld door de jeugdreclassering en op de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, die zijn opgemaakt over de persoon van de verdachte, waaronder het meest recente rapport van
10 juni 2021. Blijkens dit rapport laat de verdachte zich van zijn goede kant zien en wil hij verantwoordelijkheid nemen voor zijn eigen gedrag en de gevolgen hiervan. Een excuus aan het slachtoffer heeft hij al verwoord.
De preventieve hechtenis heeft flinke indruk op hem gemaakt en dit heeft een afschrikkende werking. Het benodigde toezicht en de hulpverlening zijn reeds opgezet en lopen al langere tijd naar wens.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met als bijzondere voorwaarden, begeleiding door de jeugdreclassering met de meldplicht, het meewerken met de coach en het meewerken aan de behandeling gegeven door De Waag.
De rechtbank onderschrijft de door de deskundige en de Raad gegeven conclusie ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid en zal de strafadviezen volgen.
Ter terechtzitting is van de zijde van de Raad nog aangegeven dat ook een zinvolle dagbesteding in de vorm van school en werk belangrijk is en als bijzondere voorwaarde zou moeten worden toegevoegd.
Namens de jeugdreclassering is ter zitting meegedeeld dat de verdachte, nu hij zijn vmbo diploma heeft gehaald, vanaf september in het reguliere onderwijs zal instromen, hetgeen extra spanning voor de verdachte zal meebrengen, reden waarom voortzetting van de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk is.
6.3.3
De strafoplegging
Om te bepalen welke straf en/of maatregel voor de verdachte passend en geboden is, kijkt de rechtbank naar de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en naar de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank acht, met name gelet op de ernst van de overval en het gemak waarmee deze is gepleegd, een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten gaat hiervan af.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de verdachte zijn verantwoordelijkheid voor de overval heeft genomen, dat hij inziet dat zijn handelen fout is en ook al stappen geeft gezet om zijn excuses aan het slachtoffer aan te bieden, reden om niet een langere jeugddetentie op te leggen dan de tijd die de verdachte in voorarrest doorbracht. De rechtbank zal wel nog een voorwaardelijk strafdeel opleggen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering met de meldplicht, het meewerken aan begeleiding door de coach van Westpointcoaching, het meewerken aan de ambulante behandeling bij De Waag en het hebben van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school en/of werk. Dit alles om de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en om zijn behandeling en begeleiding te waarborgen. De proeftijd stelt de rechtbank vast op 2 jaar.

7.De vordering van de benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
[naam 1] en [getuige] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. [naam 1] vordert namens Coop Hof van Delft in totaal een bedrag van € 1.293,- aan materiële schade.
[getuige] vordert vergoeding van de door hem geleden immateriële schade ten bedrage van
€ 4.000,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam 1] in zijn vordering, nu deze vordering niet aan de wettelijke vereisten voldoet.
Ten aanzien van de vordering van [getuige] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing ervan tot een bedrag van € 1.000,-, met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering en zij heeft tevens bepleit de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [getuige] te matigen en de rechtbank verzocht de verdachte deze in termijnen te laten
betalen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Vordering [naam 1]
zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, omdat deze niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De vordering is ingediend namens de rechtspersoon Coop Hof van Delft, maar is niet ondertekend en wordt evenmin vergezeld van stukken waaruit kan blijken dat [naam 1] bevoegd is deze rechtspersoon te vertegenwoordigen, zoals een uittreksel van de Kamer van Koophandel of een daartoe opgestelde schriftelijke machtiging.
De benadeelde partij [naam 1] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten die de verdachte in het kader van zijn verweer tegen de vordering heeft gemaakt, tot heden begroot op nihil.
7.4.2
Vordering [getuige]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [getuige] genoegzaam onderbouwd dat hij immateriële schade heeft geleden als een rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde strafbare feiten. Het vereiste sine qua non-verband volgt uit de door [getuige] overgelegde verklaring van NIP psycholoog drs. [naam 2] , waaruit blijkt dat [getuige] na de overval een posttraumatische stressstoornis heeft ontwikkeld.
Niet kan worden uitgesloten dat de klachten die [getuige] nu ondervindt mede zijn gerelateerd aan eerdere gebeurtenissen. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval een deel van de door [getuige] gevorderde schade in zodanig verband staat met de bewezen verklaarde feiten, dat die schade als gevolg van de bewezenverklaarde feiten aan de verdachte kan worden toegerekend. De door [getuige] tot en met de datum van dit vonnis geleden immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid begroot op een bedrag van € 1.000,-. De rechtbank zal de vordering van [getuige] dan ook gedeeltelijk toewijzen tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2020 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Aangezien de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan ten behoeve van [getuige]
schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens [getuige] van deze betalingsverplichting bevrijd.
De verdachte zal daarnaast worden veroordeeld in de kosten door [getuige] gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde strafbare feite zijn toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat.
Dit betekent dat de verdachte verplicht is een bedrag groot € 1.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 augustus 2020 tot aan de dag waarop het bedrag is voldaan, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[getuige] .
De verdachte kan zelf aan het CJIB vragen of hij de schade in termijnen mag betalen, de rechtbank zal daarover geen beslissing nemen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 55, 77a, 77g, 77i, 77aa, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij golden op het moment van het plegen van de strafbare feiten.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem onder eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dat is volgens de wet:
eendaadse samenloop van
feit 1 eerste cumulatief/alternatief
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
feit 1 tweede cumulatief/alternatief
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 134 DAGEN;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier vanaf getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
bepaalt dat een deel van deze jeugddetentie van
60 DAGENniet ten uitvoer zal worden gelegd als de verdachte zich tot het einde van de proeftijd, die
2 jarenis, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij zich gedurende de proeftijd zal melden bij de jeugdreclassering, op momenten
waarop zij dat willen en zolang zij dat willen;
3. dat hij zal meewerken aan het volgen van een (ambulante) behandeling bij De Waag
en alle afspraken zal nakomen, zo lang dit door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt
geacht;
4. dat hij zal meewerken aan de begeleiding door een coach van Westpointcoaching, zo lang
dit door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht;
5. dat hij gedurende de proeftijd een zinvolle dagbesteding zal hebben in de vorm van
school en/of werk;
geeft aan de
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht om erop toe te zien dat de verdachte zich zal houden aan de voorwaarden en om hem daarbij te begeleiden;
wijst de verdachte op de overigens geldende voorwaarden:
6. dat hij voor het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van
vingerafdrukken of een identiteitsbewijs (artikel 1 Wet op de identificatieplicht) zal laten
inzien;
7. dat hij zal meewerken aan het toezicht door de jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel
77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder
begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis;
verklaart de benadeelde partij
[naam 1]niet-ontvankelijk in zijn vordering tot
schadevergoeding;
veroordeelt benadeelde partij
[naam 1]in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op
€ 00,00, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[getuige] hoofdelijktoe voor het bedrag van
€ 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 14 augustus 2020 tot de dag waarop de vordering is betaald, en veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 00,00, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering voor het overige af;
legt aan de verdachte op de verplichting om
€ 1.000,00aan de Staat te betalen,
hoofdelijken vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 14 augustus 2020 tot de dag waarop het bedrag is betaald, voor het slachtoffer
[getuige];
bepaalt de maximale duur van de
gijzelingop
0 dagenals de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat door betaling aan de Staat, de verplichting om aan de benadeelde partij te betalen vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, kinderrechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plv,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juni 2021.
Mr. Janssen kan dit vonnis niet ondertekenen.
Bijlagen:
De tenlastelegging
De bewezenverklaring
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2020 te Delft tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, in winkelbedrijf Coop (filiaal [adres 2] )
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag
(bestaande uit biljetten van € 20, € 10 en € 5 en/of klein geld) en/of meerdere pakjes sigaretten,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Coop, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [getuige] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het onverhoeds op [getuige] af te lopen en/of
- het zichtbaar aan/op/in zijn hand te dragen van een glimmend voorwerp en/of
- het roepen van de woorden "overval, geld", althans woorden van gelijke strekking en/of
- het geven van een tik/klap tegen de schouder/het hoofd, althans het lichaam, van [getuige]
en/of tegen een kassascherm;
en/of
hij op of omstreeks 14 augustus 2020 te Delft, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in winkelbedrijf Coop (filiaal [adres 2] )
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [getuige] heeft gedwongen tot afgifte van enig geldbedrag (bestaande uit biljetten van € 50), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan winkelbedrijf Coop, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte door
- het onverhoeds op die [getuige] af te lopen en/of
- het zichtbaar aan/op/in zijn hand te dragen van een glimmend voorwerp en/of
- het roepen van de woorden "overval, geld", althans woorden van gelijke strekking en/of
- het geven van een tik/klap tegen de schouder/het hoofd, althans het lichaam, van die [getuige] en/of tegen een kassascherm;
Bijlage II: de bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 14 augustus 2020 te Delft tezamen en in vereniging met een
ander, in winkelbedrijf
Coop (filiaal [adres 2] ) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een geldbedrag (bestaande uit biljetten van € 20, € 10 en € 5 en klein geld) en
meerdere pakjes sigaretten, toebehorende aan winkelbedrijf Coop, welke diefstal werd
voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [getuige] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit
- het onverhoeds op die [getuige] af te lopen en
- het roepen van de woorden "overval, geld" en
- het geven van een tik
enklap tegen de schouder
enhet hoofd van die Karimi en tegen een
kassascherm;
en
hij op 14 augustus 2020 te Delft, tezamen en in vereniging met een
ander, in winkelbedrijf Coop (filiaal [adres 2] ) met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [getuige] heeft gedwongen tot afgifte van
eengeldbedrag (bestaande uit biljetten van € 50), toebehorend aan winkelbedrijf Coop, door
- het onverhoeds op die [getuige] af te lopen en
- het roepen van de woorden "overval, geld" en
- het geven van een tik
enklap tegen de schouder
enhet hoofd van die [getuige] en tegen
een kassascherm.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd,
zie de cursievewijziging. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn te vinden in het dossier met het nummer 2020243267, doorgenummerd van
2.Zie artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.