ECLI:NL:RBDHA:2021:6777

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
NL20.14351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking van het bestreden besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H. Yousef, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Dit besluit werd op 2 juli 2020 genomen. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, maar op 18 februari 2021 trok de staatssecretaris het bestreden besluit in. Hierdoor trok de verzoeker zijn beroep in, maar verzocht hij wel om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar er kwam geen reactie. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan de verzoeker door het bestreden besluit in te trekken, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 534,-, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en de verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.14351

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Yousef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 18 februari 2021 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en
8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is
gekomen aan verzoeker door het bestreden besluit in te trekken en opnieuw te beslissen op de aanvraag. Tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
3. Bij brief van 18 februari 2021 heeft verweerder aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 525,-.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt
verweerder in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534,- met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 534,- (vijfhonderdvierendertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.