ECLI:NL:RBDHA:2021:6777
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking van het bestreden besluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H. Yousef, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Dit besluit werd op 2 juli 2020 genomen. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, maar op 18 februari 2021 trok de staatssecretaris het bestreden besluit in. Hierdoor trok de verzoeker zijn beroep in, maar verzocht hij wel om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar er kwam geen reactie. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan de verzoeker door het bestreden besluit in te trekken, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 534,-, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en de verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.