ECLI:NL:RBDHA:2021:6747

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2053
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet geldig huwelijk en middelenvereiste

In deze zaak heeft eiseres, een Afghaanse vrouw, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland, met als doel om bij haar echtgenoot te kunnen zijn. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat niet was aangetoond dat het huwelijk tussen eiseres en haar referent een geldig en echt huwelijk was. De rechtbank heeft op 14 mei 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard.

De rechtbank overwoog dat eiseres en referent, die beiden de Afghaanse nationaliteit hebben, niet konden bewijzen dat hun huwelijk daadwerkelijk bestond. Eiseres had een Afghaanse huwelijksakte overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat de twijfels van de staatssecretaris over de echtheid van het huwelijk niet waren weerlegd. Daarnaast werd er niet aangetoond dat referent voldeed aan het middelenvereiste, wat inhoudt dat hij voldoende inkomen moest hebben om voor eiseres te zorgen. De rechtbank merkte op dat er inconsistenties waren in de inkomensgegevens van referent en dat de werkgever geen loonheffing had afgedragen.

Eiseres voerde aan dat de overheid zich niet mocht mengen in hun familieleven, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zijn standpunt deugdelijk had gemotiveerd. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een huwelijksrelatie die feitelijk werd ingevuld en dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2053 MVV

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Procesverloop

Op 28 december 2018 heeft [referent] (referent) een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in de procedure Toegang en Verblijf (TEV) voor het verblijfsdoel ‘ familie en gezin’ voor eiseres.
Bij besluit van 12 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Bij besluit van 13 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting via Skype heeft plaatsgevonden op 1 april 2021. Eiseres en verweerder hebben zich daarbij laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Referent en eiseres hebben de Afghaanse nationaliteit. Eiseres woont in
Afghanistan. Referent is volgens de Basisregistratie personen (BRP) op 28 februari 2010 gehuwd met [A] , ook wel [A] genoemd. Eiseres en referent stellen gehuwd te zijn en hebben ter onderbouwing van hun huwelijk een Afghaanse huwelijksakte overgelegd.
2. Verweerder heeft de mvv-aanvraag afgewezen, omdat niet is aangetoond dat het
gestelde huwelijk tussen eiseres en referent een geldig en echt huwelijk is. De door eiseres in bezwaar ingezonden Afghaanse huwelijksverklaring is na onderzoek door Bureau Documenten (BD) echt bevonden, maar het BD heeft geen waardeoordeel kunnen geven over de opmaak en afgifte van het document. De juistheid van de inhoud van het document kan evenmin worden vastgesteld. Het wekt bevreemding dat eiseres volgens haar Taskera (identiteitsdocument), die op 26 november 2016 is afgegeven, ongehuwd is. Deze vermelding rijmt niet met de overgelegde verklaring van huwelijk dat zij reeds op
20 september 2016 gehuwd is. Gelet op deze tegenstrijdigheid kan aan de overgelegde huwelijksverklaring niet de door eiseres gewenste betekenis worden toegekend. Daarbij is niet gebleken dat feitelijk invulling wordt gegeven aan het huwelijk. Eiseres en referent hebben elkaar niet persoonlijk ontmoet. Niet is onderbouwd dat de relatie sinds juni 2016 regelmatig, bijna dagelijks, via WhatsApp wordt onderhouden en dat referent regelmatig geld stuurt voor eiseres. Verweerder stelt voorts dat het feit dat referent in de BRP nog altijd geregistreerd staat als gehuwd, dat hij weliswaar heeft verklaard dat zijn toenmalige echtgenote in 2014 is overleden, hoewel dit is aangetoond noch kenbaar gemaakt bij de gemeente van zijn woonplaats, bijdraagt aan de gerezen twijfel over de oprechtheid van de gestelde huwelijksrelatie. Daarom wordt niet voldaan aan artikel 3.14, aanhef en onder a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
Evenmin is aangetoond dat referent voldoet aan het middelenvereiste zoals bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, van het Vb. Daartoe is onder meer overwogen dat de inkomensgegevens van referent inconsistenties vertonen. Uit de overgelegde loonstroken blijkt dat het vakantiegeld met ingang van januari 2019 maandelijks wordt uitbetaald, terwijl in de arbeidsovereenkomst is vastgelegd dat dit wordt uitbetaald in de maand mei. Voorts komt de hoogte van het salaris dat volgens de loonstroken van de maanden januari tot en met maart 2019 wordt uitbetaald niet overeen met het salaris dat referent maandelijks op zijn bankrekening ontvangt. Voorts is verweerder uit informatie van de Belastingdienst gebleken dat de werkgever de verschuldigde loonheffing over de maanden maart tot en met september 2019 niet heeft betaald. Daarmee is het inkomen van referent niet zelfstandig.
Verweerder stelt tenslotte dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
3. Eiseres heeft aangevoerd dat referent een sterke band heeft met haar en dat hij haar erg mist. Zij worden door het gedwongen gescheiden te leven in twee landen onnodig op extra kosten gejaagd. Eiseres stelt dat referent wel voldoet aan het middelenvereiste. Politiemedewerkers hebben de werkplek van referent bezocht en met referent en zijn werkgever gesproken. De werkgever heeft de minimale verschillen van de stortingen met de ambtenaren besproken. Het is algemeen bekend dat minimale fluctuaties in het loon in de horeca sector niet vreemd zijn. Het is niet aan referent te wijten dat de loonheffingen over de maanden maart tot en met september 2019 niet zijn afgedragen door de werkgever. Dit gaat buiten referent om. De loonbelasting is wel in mindering gebracht op zijn bruto inkomen. Eiseres doet een beroep op artikel 8 van het EVRM en stelt dat de overheid zich niet mag mengen in het familieleven. Zij wenst de verzorging van haar man met spoed op zich te nemen. Zij stelt dat vanuit Nederland dagelijks intensief contact met haar wordt onderhouden en dat de contacten wederzijds zijn.
4. De rechtbank overweegt allereerst dat eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Bij brief van
24 september 2020 heeft de griffier vooralsnog afgezien van het heffen van griffierecht. De rechtbank is gelet op de door eiseres verstrekte financiële gegevens van oordeel dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet beschikt over voldoende inkomen of vermogen. Het beroep op betalingsonmacht wordt daarom gehonoreerd, zodat eiseres wordt vrijgesteld van de verplichting tot betalen van het griffierecht.
5. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiseres niet heeft aangetoond dat het gestelde huwelijk tussen haar en referent een geldig en echt huwelijk is.
De bij verweerder gerezen twijfels aan de inhoud van de huwelijksverklaring ten opzichte van de Taskera van eiseres zijn niet weerlegd. Dat de administratie in Afghanistan kennelijk gebrekkig is en niet is bijgewerkt, zoals de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft meegedeeld, kan hier niet aan afdoen, nu dit niet is onderbouwd. Verweerder heeft ter zitting onbetwist meegedeeld dat niet is gebleken dat eiseres heeft geprobeerd om een nieuwe Taskera aan te vragen, waarop is vermeld dat zij wel gehuwd is. De twijfels aan de feitelijke invulling van het huwelijksleven door eiseres en referent zijn evenmin weerlegd. Van de gestelde veelvuldige WhatsApp-contacten tussen eiseres en referent en over de financiële ondersteuning van eiseres zijn, hoewel dit is toegezegd, geen stukken ingezonden. De gemachtigde van eiseres heeft ten slotte meegedeeld dat hij met referent de aanpassing in de BRP voor wat betreft het overlijden van diens vorige echtgenote zal bespreken.
6. De rechtbank volgt verweerder voorts in zijn standpunt dat niet is aangetoond dat referent voldoet aan het middelenvereiste. Verweerder heeft in zijn verweerschrift meegedeeld dat, voor zover is verwezen naar een bezoek van politiemedewerkers aan de werkgever, het arbeidsinspectieonderzoek moet zijn bedoeld. Het betreffende rapport dateert van 17 februari 2020, derhalve van na het bestreden besluit. Verweerder heeft dit dan ook niet kunnen betrekken bij het bestreden besluit. De door verweerder geconstateerde discrepantie tussen de vermelde loonbedragen op de loonstroken en de daadwerkelijke loonbetaling op de bankafschriften van referent is voorts niet weerlegd. Verweerder merkt ten overvloede op dat de bevindingen in het arbeidsinspectie-rapport niet tot een ander oordeel kunnen leiden. Dat de verschillen tussen de bedragen op de loonstroken en de bankrekening van eiser kunnen worden verklaard door contant ontvangen voorschotten, wordt niet gevolgd, nu referent en zijn werkgever daarvan geen stukken hebben overgelegd.
Voorts is de door referent toegezegde informatie over zijn woon-werkverkeer niet overgelegd. Ten slotte heeft verweerder terecht vastgesteld dat de werkgever de verschuldigde loonheffing over de maanden maart tot en met september 2019 niet heeft betaald. Dat dit niet aan eiser te wijten is, kan hier niet aan afdoen. Hiermee is geen sprake van zelfstandige inkomsten over de betreffende periode.
7. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat hij niet heeft kunnen vaststellen dat sprake is van een huwelijksrelatie waar feitelijk invulling aan wordt gegeven en dat daarmee evenmin vaststaat dat sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Subsidiair stelt verweerder dat, indien er wel van wordt uitgegaan dat sprake is van familieleven als huwelijkspartners, aan het belang van de Nederlandse overheid dat ziet op bescherming van het economisch welzijn, de openbare orde, de rechten en vrijheden van anderen en de volksgezondheid van het land een zwaarder gewicht toekomt dan aan de belangen van eiseres en referent.
De rechtbank overweegt dat verweerder zijn primaire standpunt deugdelijk heeft gemotiveerd (zie 5.) en dat hij met inachtneming daarvan tot de slotsom kon komen dat geen sprake is van strijd met artikel 8 van het EVRM. Het subsidiaire standpunt van verweerder behoeft dan ook geen nadere beschouwing.
8. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2021.
De rechter is verhinderd te tekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (nadere informatie www.raadvanstate.nl)