In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en de besloten vennootschap Eylo B.V. De werknemer, aangeduid als [werknemer], vorderde de vernietiging van een vaststellingsovereenkomst die op 30 maart 2020 was gesloten, op grond van dwaling. Hij stelde dat hij bij het sluiten van de overeenkomst een verkeerde voorstelling van zaken had gekregen over de bedrijfseconomische omstandigheden van Eylo, wat hem had doen besluiten om de overeenkomst te ondertekenen. De kantonrechter oordeelde echter dat de dwaling betrekking had op een toekomstige omstandigheid, namelijk de mogelijkheid van een NOW-subsidie, en dat dit geen grond voor vernietiging van de overeenkomst opleverde. De vordering tot vernietiging werd dan ook afgewezen.
Daarnaast vorderde [werknemer] een billijke vergoeding en betaling van achterstallig salaris, maar ook deze vorderingen werden afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat [werknemer] geen recht had op doorbetaling van salaris, omdat de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2020 was geëindigd. In reconventie vorderde Eylo de teruggave van bedrijfseigendommen, waaronder een laptop en een iPhone, en betaling van verkeersboetes. De kantonrechter heeft de vordering tot teruggave van de bedrijfseigendommen toegewezen en de boete gematigd, maar de vordering tot betaling van verkeersboetes werd toegewezen. De kosten van de procedure werden voor het grootste deel aan [werknemer] opgelegd.