ECLI:NL:RBDHA:2021:6713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
8765401 RL EXPL 20-16707
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van vaststellingsovereenkomst en betaling van billijke vergoeding afgewezen; vordering tot afgifte van bedrijfseigendommen toegewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en de besloten vennootschap Eylo B.V. De werknemer, aangeduid als [werknemer], vorderde de vernietiging van een vaststellingsovereenkomst die op 30 maart 2020 was gesloten, op grond van dwaling. Hij stelde dat hij bij het sluiten van de overeenkomst een verkeerde voorstelling van zaken had gekregen over de bedrijfseconomische omstandigheden van Eylo, wat hem had doen besluiten om de overeenkomst te ondertekenen. De kantonrechter oordeelde echter dat de dwaling betrekking had op een toekomstige omstandigheid, namelijk de mogelijkheid van een NOW-subsidie, en dat dit geen grond voor vernietiging van de overeenkomst opleverde. De vordering tot vernietiging werd dan ook afgewezen.

Daarnaast vorderde [werknemer] een billijke vergoeding en betaling van achterstallig salaris, maar ook deze vorderingen werden afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat [werknemer] geen recht had op doorbetaling van salaris, omdat de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2020 was geëindigd. In reconventie vorderde Eylo de teruggave van bedrijfseigendommen, waaronder een laptop en een iPhone, en betaling van verkeersboetes. De kantonrechter heeft de vordering tot teruggave van de bedrijfseigendommen toegewezen en de boete gematigd, maar de vordering tot betaling van verkeersboetes werd toegewezen. De kosten van de procedure werden voor het grootste deel aan [werknemer] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
ST/c
Zaaknummer: 8765401 RL EXPL 20-16707
Datum: 6 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
procederend in persoon,
tegen
de besloten vennootschap Eylo B.V.,
gevestigd te Leidschendam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. H. de Graaf-de Waard.
Partijen worden hierna aangeduid als [werknemer] en Eylo.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 10 september 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende een eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het vonnis in incident d.d. 12 januari 2021 met rolnummer 8765401 RL EXPL 20-16707;
- de nadere in het geding gebrachte producties.
1.2.
Op 12 maart 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij [werknemer] is in persoon verschenen. Namens Eylo is verschenen de heer [betrokkene] , bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen op de zitting is behandeld. Het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Eylo is een bedrijf dat zakelijke oplossingen biedt op het gebied van telefonie, internet en andere Cloud-communicatie.
2.2.
Op 2 september 2019 is [werknemer] met Eylo een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan voor de duur van 1 jaar.
2.3.
In de arbeidsovereenkomst is, voor zover in deze procedure relevant, het volgende opgenomen:

Artikel 17 – Auto
(…)
5. Als Werknemer verkeersvoorschriften overtreedt en Werkgever (als houder van het kenteken) aansprakelijk is voor geldboetes, naheffingsaanslagen en opgelegde verhogingen, betaalt Werknemer aan werkgever een boete. Deze boete is gelijk aan het bedrag van boetes, aanslagen en verhogingen die Werkgever moet betalen. Werkgever verrekent de boete van Werknemer met het in artikel 2.1 genoemde salaris.”
2.4.
[werknemer] heeft met Eylo een vaststellingsovereenkomst d.d. 30 maart 2020 gesloten, waarbij de arbeidsovereenkomst in onderling overleg is beëindigd. In die vaststellingsovereenkomst staat, voor zover relevant, het volgende:
“VaststellingsovereenkomstBeëindiging dienstverband met wederzijds goedvinden
(…)
Artikel 3 – Einddatum
De arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden op 1 mei 2020 (de ‘Einddatum’).
Werknemer krijgt tot de Einddatum zijn salaris. Werkgever heeft reeds in December al het vakantiegeld uitbetaald. Alle arbeidsvoorwaarden blijven doorlopen tot de einddatum.
Artikel 4 – Reden einde dienstverband
Werkgever wil het dienstverband met Werknemer beëindigen om bedrijfseconomische redenen.
(…)
Artikel 7 – Eigendommen retourneren
Werknemer zal de eigendommen van Werkgever die hij in zijn bezit heeft uiterlijk op 1 mei 2020 inleveren bij Werkgever. Partijen verstaan hieronder zaken (zoals computers, auto’s, werkkleding en gegevensdragers) die eigendom zijn van Werkgever.
(…)
Artikel 11 – Boetebepaling
Werknemer is een boete verschuldigd aan Werkgever als hij zich niet houdt aan een bepaling van deze overeenkomst en dit niet herstelt, nadat hem daarvoor een redelijke termijn van 14 dagen is gegeven. Deze boete van € 250,00 per dag is direct opeisbaar en geldt vanaf het moment dat Werknemer in verzuim is. Daarnaast moet Werknemer de schade vergoeden die Werkgever heeft opgelopen als gevolg van de schending van deze overeenkomst door Werkgever. (…)”
2.5.
Bij brief van 21 juli 2020 heeft [werknemer] Eylo in gebreke gesteld op grond van het feit dat hem ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst een verkeerde voorstelling van zaken is gegeven door Eylo met betrekking tot de bedrijfseconomische omstandigheden, waarin Eylo verkeerde. Hierop heeft Eylo bij brief van 31 juli 2020 gereageerd. Met name betreft de reactie van Eylo dat het initiatief voor de vaststellingsovereenkomst door [werknemer] was genomen.
2.6.
Eylo heeft [werknemer] bij brief d.d. 14 augustus 2020 en 22 augustus 2020 gesommeerd inzake de teruggave van de bedrijfseigendommen (zijnde een laptop en iPhone).

3.Het geschil in conventie

3.1.
[werknemer] heeft in conventie gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, vernietiging van de tussen partijen tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst op grond van dwaling, en veroordeling van Eylo tot betaling van het achterstallige salaris van in totaal € 15.000,00 over de periode van 1 april 2020 tot 2 september 2020 en een billijke vergoeding, met veroordeling van Eylo in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan zijn vordering heeft [werknemer] het volgende ten grondslag gelegd. Bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst heeft [werknemer] gedwaald. Bij een juiste voorstelling van zaken was genoemde overeenkomst niet tot stand gekomen. Eylo heeft gedaan alsof zij op geen enkele manier recht had op een subsidie van de overheid en alsof ontslag de enige manier was om Eylo te redden van een faillissement. [werknemer] is hierin meegegaan. Indien Eylo eerlijk was geweest, dan was [werknemer] pas akkoord gegaan met het ontslag na een afwijzing op de aanvraag van de NOW-subsidie. De vaststellingsovereenkomst van 30 maart 2020 is dan ook vernietigbaar wegens dwaling. Eylo is daarnaast een billijke vergoeding verschuldigd.
3.3.
Op de overige stellingen en weren wordt, voor zover relevant, hierna nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Eylo heeft in reconventie gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [werknemer] te veroordelen tot:
i. teruggave van diens bedrijfseigendommen, te weten de laptop en telefoon (iPhone) die zich nog steeds onder [werknemer] bevinden;
ii. betaling van de opeisbare boete van € 250,- op grond van de vaststellingsovereenkomst vanaf (in ieder geval) 6 september 2020, per dag dat [werknemer] in verzuim is ten aanzien van onderdeel i;
iii. betaling van de twee openstaande boetes in verband met de verkeersovertredingen die [werknemer] heeft begaan op 19 december 2019 en 17 april 2020 ten bedrage van in totaal € 284,10 (inclusief administratiekosten en BTW);
het voorgaande op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat de niet-nakoming van de onderdelen i t/m iii voortduurt;
iv. met veroordeling van [werknemer] in de buitengerechtelijke incassokosten en de proces- en nakosten.
4.2
Eylo heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat er geen sprake is geweest van dwaling en dus dat [werknemer] de vaststellingsovereenkomst moet nakomen. Op 22 april 2020 heeft Eylo een e-mail van [werknemer] ontvangen waarin [werknemer] kortgezegd geheel op eigen initiatief aanbiedt om te vertrekken bij Eylo. Vervolgens heeft er een overleg plaatsgevonden waarin [werknemer] aangaf dat hij niet blij was met de situatie, omdat hij minder werk had. Hij wilde voorts zijn baan zekerstellen vanaf 1 september 2020. Er is nooit door Eylo gezegd dat het ontslaan van [werknemer] noodzakelijk was om een faillissement te voorkomen of dat Eylo in de toekomst geen NOW subsidie kon krijgen. De mogelijkheid van een eventuele NOW subsidie speelde zelfs geen rol toen [werknemer] zelf het initiatief nam voor de beëindiging. Er is uiteindelijk afgesproken dat [werknemer] per 1 mei 2020 uit dienst zou treden. Tot slot is er geen rechtsgrond voor de billijke vergoeding en deze is niet onderbouwd. Eylo heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld.
4.3
Op de overige stellingen en weren wordt, voor zover relevant, hierna nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
In conventie betreft de vordering van [werknemer] vernietiging van de vaststellingsovereenkomst op grond van dwaling. Dat betekent in beginsel dat de kantonrechter heeft te toetsen aan de vereisten van artikel 6:228 Burgerlijk Wetboek (BW). De vernietiging van een vaststellingsovereenkomst op grond van dwaling is niet uitgesloten, alleen dient de kantonrechter in dat geval terughoudendheid toe te passen gelet op het feit dat partijen bij vaststellingsovereenkomsten vaak in een zekere onzekerheid verkeren, en juist daarom een vaststellingsovereenkomst sluiten. Een vaststellingsovereenkomst is er nu juist om in onzekere of onduidelijke situaties duidelijkheid voor beide partijen te scheppen. In verband met de bijzondere aard van vaststellingsovereenkomsten (het accent op rechtszekerheid) zullen dwalingen die juist datgene betreffen waarvoor het geschil of de onzekerheid bestond, op grond van lid 2 van artikel 6:228 BW voor rekening van de dwalende dienen te blijven.
5.2.
In deze procedure heeft tussen partijen een debat plaatsgevonden over de vraag of Eylo aanspraak zou kunnen maken op de NOW-regeling in verband met de gevolgen van de corona pandemie voor haar bedrijfsvoering. [werknemer] stelt in dit verband dat Eylo niet eerlijk jegens hem is geweest met betrekking tot het al dan niet aanvragen van de NOW-regeling. Wat ook zij van debat tussen partijen over wie wat heeft gedacht en gezegd, hetgeen over en weer wordt betwist, vast staat in ieder geval dat de NOW-subsidie aan Eylo ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst op 30 maart 2020 nog niet was toegekend. Dat laatste tijdstip was ook nog zeer pril in de corona pandemie, zodat er op dat moment nog allerlei onzekerheden rondom de NOW-regeling en de daaraan verbonden voorwaarden zullen zijn geweest. Pas in augustus 2020 is het [werknemer] gebleken dat Eylo een uitkering op grond van de NOW-regeling had gekregen. De kantonrechter is daarmee van oordeel dat de dwaling een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft, zoals bedoeld in artikel 6:228 lid 2 BW. Ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst was het al dan niet toekennen van een uitkering op grond van de NOW-regeling een toekomstige omstandigheid, die, zeker nu het een vaststellingsovereenkomst betreft, een vernietiging van de vaststellingsovereenkomst uitsluit.
5.3.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde vernietiging van de vaststellingsovereenkomst op grond van dwaling zal worden afgewezen. Dit heeft tot gevolg dat de vaststellingsovereenkomst in stand blijft, dat de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2020 is geëindigd en dat alle bepalingen van de vaststellingsovereenkomst van toepassing blijven. Omdat de arbeidsovereenkomst per 1 mei is geëindigd heeft [werknemer] geen recht op doorbetaling van salaris. Ook het in de dagvaarding gevorderde salaris over april 2020, toen de arbeidsovereenkomst nog niet was geëindigd, zal afgewezen worden, omdat [werknemer] aan zijn vordering niet ten grondslag legt dat zijn salaris over die maand nog niet betaald zou zijn.
5.4.
Met betrekking tot de vordering van de billijke vergoeding overweegt de kantonrechter dat deze eveneens moet worden afgewezen. Het is allereerst niet duidelijk wat de billijke vergoeding omvat en waar deze op is gegrond. Daarbij komt dat een billijke vergoeding alleen in beeld kan komen in het geval van ernstig verwijtbaar handelen door Eylo. In het licht van de gemotiveerde betwisting door Eylo, heeft [werknemer] daartoe onvoldoende gesteld .
5.5.
[werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Eylo. De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
in reconventie
5.6.
Wat betreft de vordering in reconventie van Eylo tot teruggave van de bedrijfseigendommen oordeelt de kantonrechter als volgt. [werknemer] is gehouden de bedrijfseigendommen, zijnde een laptop en iPhone, te retourneren op grond van artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst. [werknemer] heeft deze vordering van Eylo ook niet gemotiveerd bestreden.
5.7.
De gevorderde contractuele boete, gegrond op artikel 11 van de vaststellingsovereenkomst, is naar het oordeel van de kantonrechter in de bewoording zoals tussen partijen overeengekomen naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Omdat het een boete van een bedrag van € 250,- per dag betreft en dat bedrag op geen enkele wijze is gemaximeerd, zou deze boete in de gegeven omstandigheden leiden tot een onaanvaardbaar resultaat, dat bovendien niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreding door [werknemer] . De contractuele boete zal dan ook worden gematigd en gemaximeerd zoals hierna in het dictum weergegeven.
5.8.
De gevorderde verkeersboetes zijn door Eylo met onderliggende stukken onderbouwd en [werknemer] heeft deze niet, althans niet gemotiveerd betwist. De vordering van Eylo om deze boetes te vergoeden zal daarom worden toegewezen.
5.9.
De gevorderde dwangsom ziet op het gevorderde onder i, namelijk de teruggave van de bedrijfseigendommen en op het gevorderde onder iii, de verkeersboetes. Voor beide geldt dat er door Eylo geen omstandigheden zijn aangevoerd waaruit blijkt dat een extra prikkel om te betalen vereist is. De gevorderde dwangsom zal dan ook worden afgewezen.
5.10.
De gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
5.11.
[werknemer] zal als de in het grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie. De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [werknemer] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Eylo vastgesteld op € 1.345,19 waarvan € 746,00 als het aan de gemachtigde van Eylo toekomende salaris en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover Eylo daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis voor wat de kostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.5.
veroordeelt [werknemer] tot teruggave van alle bedrijfseigendommen van Eylo, waaronder in ieder geval de laptop en de iPhone, binnen drie dagen na het betekenen van dit vonnis;
6.6.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van een boete van € 1.000,- binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis in verband met zijn verzuim om op grond van artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst de bedrijfseigendommen van Eylo uiterlijk op 1 mei 2020 in te leveren;
6.7.
veroordeelt [werknemer] tot betaling aan Eylo van € 284,10 aan de twee openstaande boetes in verband met de verkeersovertredingen die [werknemer] heeft begaan op 19 december 2019 en 17 april 2020, binnen veertien dagen na het betekenen van dit vonnis;
6.8.
veroordeelt [werknemer] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Eylo vastgesteld op € 186,50 als het aan de gemachtigde van Eylo toekomende salaris en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
6.9.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van € 93,25 aan nasalaris, voor zover Eylo daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien [werknemer] niet vrijwillig binnen veertien dage na dit vonnis aan zijn verplichtingen op grond van dit vonnis en betekening van het vonnis alsnog noodzakelijk is, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.11.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2021.