ECLI:NL:RBDHA:2021:6701
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
Op 14 juni 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. C.W.D. Bom, rechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een mondelinge behandeling op 18 mei 2021, waarin de verzoeker zijn onvrede over de rechter uitte. De verzoeker beschuldigde de rechter van partijdigheid en ongeduld, en stelde dat de rechter al een mening had gevormd over de zaak. De rechter had echter aangegeven niet in de wraking te berusten en had gereageerd op de beschuldigingen van de verzoeker.
De wrakingskamer oordeelde dat er geen concrete feiten waren die de vrees voor vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd maakten. De rechter had tijdens de zitting vragen gesteld en geprobeerd de verzoeker, die zonder juridische vertegenwoordiging procedeerde, te helpen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet voldoende omstandigheden had aangevoerd die de objectieve schijn van partijdigheid konden onderbouwen. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen.
De beslissing houdt in dat de behandeling van de onderliggende procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.