Op 28 juni 2021 vond er een zitting plaats in de Rechtbank Den Haag, waar de rechter-commissaris, mr. M. Koole, de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling en de vordering tot bewaring van een verdachte behandelde. De verdachte was via een videoverbinding gehoord, waarbij zijn raadsman, mr. S.V. Jansen, aanwezig was. De raadsman betwistte de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling, omdat de verdachte om 16:01 uur in verzekering was gesteld, terwijl hij om 20:20 uur was aangehouden. De raadsman stelde dat de tijdsduur tussen aanhouding en inverzekeringstelling niet in overeenstemming was met de wettelijke termijnen. Daarnaast uitte hij zijn bezorgdheid over de late verstrekking van het dossier, wat hem belemmerde in zijn verdediging.
De rechter-commissaris oordeelde dat de inverzekeringstelling rechtmatig was, maar wees de vordering tot bewaring af. Hij erkende dat de verdediging niet tijdig over de benodigde stukken beschikte, wat een schending van het beginsel van een goede rechtspleging inhield. De late verstrekking van de stukken was vermoedelijk te wijten aan technische problemen met de digitale systemen van het openbaar ministerie. De rechter-commissaris benadrukte dat het openbaar ministerie verantwoordelijk is voor een tijdige verstrekking van de dossiers, en dat alternatieven zoals het per mail verstrekken van documenten niet waren benut. Hierdoor was de verdediging ernstig belemmerd in haar taken, wat leidde tot de afwijzing van de vordering tot bewaring.