Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
4 september 2020 heeft verweerder hierop gereageerd. Eiseres heeft aangegeven dat zij behoefte heeft aan een nadere zitting.
Overwegingen
Eiseres heeft de Indonesische nationaliteit en is geboren op 16 april 1959. Zij beoogt verblijf bij haar echtgenoot, die de Nederlandse nationaliteit heeft. Eiseres heeft haar aanvraag op 6 februari 2018 ingediend.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet voor vrijstelling van het mvv-vereiste in aanmerking komt op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en evenmin op grond van de hardheidsclausule.
Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de bijzondere feiten en omstandigheden van het geval. Referent is ernstig ziek. Referent heeft een erfelijke en chronische oogziekte waardoor hij op korte termijn volledig blind zal zijn. In combinatie met zijn ernstige darmproblemen is hij volledig afhankelijk van eiseres. Het beroep is ook eerder gegrond verklaard vanwege de medische verslechtering.
In het kader van artikel 8 van het EVRM dient verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging te betrekken en dient hij een 'fair balance' te maken tussen enerzijds het belang van eiseres bij de uitoefening van het familie- en gezinsleven in Nederland en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse samenleving bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid.
Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Op grond van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het aan verweerder om de belangenafweging te maken en kan de rechtbank alleen enigszins terughoudend toetsen of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat aan het belang van de Staat meer gewicht toekomt. De rechtbank kan daar niet een zelfstandig oordeel over geven en zal daarom niet zelfstandig in de zaak voorzien. Gelet op wat hiervoor is geoordeeld, zal verweerder de belangenafweging in ieder geval opnieuw moeten maken, met inachtneming van deze uitspraak. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Verweerder krijgt hiervoor zes weken de tijd. De termijn gaat lopen zodra deze uitspraak is verzonden.
Beslissing
- vernietigt het bestreden besluit van 26 september 2019;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.335,-.
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2021.