Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[Naam 1], eiseres, V-nummer: [Nummer 1], en
[Naam 3]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een Nigeriaans gezin, bestaande uit eiseres en haar echtgenoot, die samen met hun minderjarige zoon asiel hebben aangevraagd in Nederland. De aanvragen zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers, geboren in respectievelijk 1992 en 1990, de Nigeriaanse nationaliteit bezitten. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en heeft daarbij verwezen naar de Verordening (EU) Nr. 604/2013, die bepaalt dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. De rechtbank heeft de eisers gehoord tijdens een zitting, waarbij ook een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, met instemming van partijen.
Eisers hebben aangevoerd dat zij in Frankrijk onvoldoende bescherming zouden krijgen tegen bedreigingen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er vanuit het interstatelijk vertrouwensbeginsel op vertrouwd kan worden dat de Franse autoriteiten de eisers in overeenstemming met internationale vereisten zullen behandelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eisers niet hebben aangetoond dat er in Frankrijk sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen, en dat de staatssecretaris geen aanvullende garanties hoefde te vragen aan de Franse autoriteiten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter K.M. de Jager en is openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.