ECLI:NL:RBDHA:2021:6629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
NL20.2934 en NL20.5773
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Nigeriaanse gezinsleden en de verantwoordelijkheid van Frankrijk onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een Nigeriaans gezin, bestaande uit eiseres en haar echtgenoot, die samen met hun minderjarige zoon asiel hebben aangevraagd in Nederland. De aanvragen zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers, geboren in respectievelijk 1992 en 1990, de Nigeriaanse nationaliteit bezitten. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en heeft daarbij verwezen naar de Verordening (EU) Nr. 604/2013, die bepaalt dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. De rechtbank heeft de eisers gehoord tijdens een zitting, waarbij ook een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, met instemming van partijen.

Eisers hebben aangevoerd dat zij in Frankrijk onvoldoende bescherming zouden krijgen tegen bedreigingen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er vanuit het interstatelijk vertrouwensbeginsel op vertrouwd kan worden dat de Franse autoriteiten de eisers in overeenstemming met internationale vereisten zullen behandelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eisers niet hebben aangetoond dat er in Frankrijk sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen, en dat de staatssecretaris geen aanvullende garanties hoefde te vragen aan de Franse autoriteiten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter K.M. de Jager en is openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL20.2934 en NL20.5773

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[Naam 1], eiseres, V-nummer: [Nummer 1], en

[Naam 2], eiser, V-nummer: [Nummer 2], mede namens hun minderjarige zoon
[Naam 3]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

Procesverloop

Bij besluiten van 3 februari 2020 en 4 maart 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk daarvoor verantwoordelijk is.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 27 mei 2020 heeft er een zitting plaatsgevonden, samen met de behandeling van de zaken met nummers NL20.2935 en NL20.5774. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen B. van Brunschot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting heeft de rechtbank de beroepen aangehouden.
Met instemming van partijen doet de rechtbank uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

1. Eisers stellen te zijn geboren op respectievelijk [Geb. datum 1] 1992 en [Geb. datum 2] 1990 en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Frankrijk verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers op grond van de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening). Daarbij wijst verweerder erop dat de autoriteiten van Frankrijk de door verweerder gedane terugnameverzoeken heeft geaccordeerd.
3. Op wat eisers daartegen aanvoeren wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Volgens eisers kan er geen overdracht naar Frankrijk plaatsvinden omdat zij aldaar onvoldoende worden beschermd tegen bedreigingen aan het adres van eiseres en haar familie. Eisers stellen dat zij daartegen aangifte hebben gedaan en dat het op de weg van verweerder lag om daarover overleg te plegen met de Franse autoriteiten.
5. Ten aanzien van Frankrijk dient te worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit brengt met zich dat erop vertrouwd kan worden dat de autoriteiten van Frankrijk eisers zullen behandelen in overeenstemming met de internationale vereisten. Daar hoort bij dat eisers worden beschermd tegen bedreigingen. Indien nodig dient daarover geklaagd te worden bij de Franse instanties.
6. Dit is slechts anders wanneer eisers aannemelijk maken dat er in Frankrijk sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure of in de opvangvoorzieningen. Hierin zijn eisers echter niet geslaagd.
7. Gelet hierop heeft verweerder geen aanvullende garanties hoeven vragen bij de autoriteiten van Frankrijk over het verloop van de aangifte of anderszins.
8. Het voorgaande leidt ten slotte tot het oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvragen van eisers aan zich te trekken op grond van de discretionaire bevoegdheid (artikel 17 van de Dublinverordening).
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.