In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod. Eiser, een Albanese nationaliteit bezittende persoon, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 15 februari 2020 was genomen. Dit besluit hield in dat eiser de Europese Unie onmiddellijk diende te verlaten en dat hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar was opgelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en nooit een aanvraag voor verblijf heeft ingediend. De gemachtigde van eiser heeft op 4 juni 2021 schriftelijk verklaard geen contact te hebben met eiser en niet te weten of eiser nog in Nederland verblijft. De rechtbank concludeert uit deze feiten dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
Op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank zonder zitting uitspraak gedaan en het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.