6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gedurende een maand als mentor op een middelbare school ontucht gepleegd met een vijftienjarige leerlinge. Na aanvankelijk met haar te hebben gechat over haar schoolwerk, werden de gesprekken tussen de verdachte en de leerlinge steeds persoonlijker en daarna ook seksueel geladen. Er werd tussen hen expliciet gesproken over het verrichten van seksuele handelingen, en de verdachte heeft meermalen een afbeelding naar deze leerlinge gestuurd waarop zijn geslachtsdeel te zien was. Uiteindelijk hebben meermalen ontuchtige handelingen tussen hen plaatsgevonden, bestaande uit tongzoenen en betasten. Dit vond meestal plaats op school.
Dit zijn ernstige feiten, waaraan slechts een einde is gekomen doordat een vriendin van het slachtoffer naar de schoolleiding is gestapt. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijk gedrag kan de normale seksuele en persoonlijke ontwikkeling van een minderjarige ernstig schaden. Het slachtoffer kan daarvan nog lang psychische klachten ondervinden.
De verdachte heeft verschillende malen benadrukt dat het initiatief voor het plegen van de ontuchtige handelingen van het slachtoffer zou zijn uitgegaan. Zelfs als dit zo is geweest, dan neemt dit het strafwaardige van de bewezen verklaarde feiten niet weg. Er was sprake van een leeftijdsverschil van ruim 35 jaar en van een afhankelijkheidsrelatie. De verdachte wist bovendien dat het slachtoffer een kwetsbare leerlinge was. Hij is op een gegeven moment zelf, actief, persoonlijker contact met haar gaan zoeken dan binnen een leerling-mentor-relatie gepast is. Wat er ook zij van het aandeel van het slachtoffer hierin, de verdachte had als volwassene – en al helemaal als mentor – verstandiger moeten zijn en zodra de gesprekken een seksuele lading kregen, dit een halt toe moeten roepen.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 8 januari 2021 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een Pro Justitia rapport van psycholoog drs. J.P.M. van der Leeuw van 29 oktober 2020. De psycholoog concludeert dat er bij de verdachte op zijn minst sprake is van narcistische persoonlijkheidstrekken en dat er aanwijzingen zijn voor intellectuele beperkingen. Vanuit zijn narcistische persoonlijkheidstoerusting wil de verdachte graag groots zijn. In zijn mentoraatfunctie naar het slachtoffer vertaalde dit narcistische motief zich naar een zelfbenoemde reddersrol waarbij eigen strevingen, inclusief de seksuele opwellingen, vanuit egocentrische en zelfgenoegzame overwegingen zich ongeremd konden manifesteren. Dit proces werd verder gefaciliteerd door enige beperkingen bij de verdachte in (zelf)kritiek en oordeelsvermogen. Daardoor heeft de verdachte niet in volledige vrijheid over zijn wil kunnen beschikken en overeenkomstig kunnen handelen. Geadviseerd wordt om de verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Volgens de psycholoog is klinisch de inschatting dat het recidiverisico hoog is omdat de narcistische dynamiek en de intellectuele beperking tezamen een belangrijk aandeel hebben gevormd in de totstandkoming van het ten laste gelegde. Beide elementen zijn vanwege hun aard moeilijk te behandelen, waardoor deze als grondstof kunnen dienen voor herhaling van soortgelijke feiten als het ten laste gelegde, aldus de psycholoog.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van
23 november 2020, waaruit volgt dat de reclassering onderschrijft hetgeen door de psycholoog is geconcludeerd en geadviseerd. De algemene verwachting is dat het recidiverisico lager wordt wanneer de verdachte conform de geïndiceerde wijze, gedurende een tijd, behandeld en begeleid wordt. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met een veelheid aan bijzondere voorwaarden met een proeftijd langer dan twee jaar, vanwege de aard en de ernst van de verdenking en om voldoende tijd te hebben om het geleerde – vanuit onder andere de begeleiding/behandeling – op meerdere leefgebieden te laten integreren en te monitoren. Tot slot heeft de reclassering geadviseerd om de dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen.
Nu de conclusie van de psycholoog gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, legt de rechtbank die conclusie mede aan haar oordeel over de straftoemeting ten grondslag. De rechtbank acht de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar.
Strafmodaliteit en strafmaat
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de feiten, slechts worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf. De rechtbank zal een gevangenisstraf van tien maanden en daarvan vier maanden voorwaardelijk opleggen, om te bewerkstelligen dat de verdachte zich in de toekomst niet opnieuw aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig zal maken. Zij zal daaraan de volgende bijzondere voorwaarden verbinden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, een contactverbod met het slachtoffer en de verplichting tot het vermijden van (digitaal) contact met minderjarigen. De rechtbank zal daarbij een proeftijd van drie jaren opleggen. Andere door de reclassering geadviseerde voorwaarden (zoals controle van gegevensdragers) acht de rechtbank niet aangewezen, mede gelet op de afwezigheid van aanwijzingen voor een pedofiele of parafiele stoornis bij de verdachte.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gelet op het hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bijkomende straf
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten gepleegd in de uitoefening van zijn beroep als mentor op een middelbare school. Gelet op de problematiek die naar voren komt uit het rapport van de psycholoog en het recidive- en gevaarrisico dat daarmee samenhangt, acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte gedurende een langere periode niet meer in het onderwijs werkzaam zal zijn. De rechtbank zal de verdachte daarom ontzetten van zijn recht tot het uitoefenen van een beroep als docent, instructeur en mentor van minderjarigen in een onderwijsinstelling voor de duur van drie jaren. De rechtbank ziet geen redenen voor een uitgebreider beroepsverbod, dat zich ook zou uitstrekken tot het volwassenenonderwijs.