ECLI:NL:RBDHA:2021:6558

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
AWB 18/9495
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot connexiteitsvereiste

In deze zaak heeft de verzoekster, een gemeenschapsonderdaan, een aanvraag ingediend voor een document dat haar rechtmatig verblijf in Nederland zou bevestigen, zoals vereist door de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag werd op 14 november 2018 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Hierop heeft de verzoekster bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld in Middelburg.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak kan worden gedaan zonder dat partijen worden uitgenodigd, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. In dit geval is het verzoek om een voorlopige voorziening ingediend terwijl er nog bezwaar aanhangig was. Echter, op 4 januari 2021 is er een beslissing op het bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van de verzoekster ongegrond is verklaard. Dit betekent dat er geen beroepschrift is ingediend tegen deze beslissing, wat noodzakelijk is om te voldoen aan het connexiteitsvereiste van artikel 8:81 van de Awb.

Aangezien de verzoekster niet heeft voldaan aan het connexiteitsvereiste, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 18/9495

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], verzoekster

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot afgifte van een document waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is (connexiteitsvereiste).
3. Het verzoek is ingediend hangende bezwaar. Inmiddels is op 4 januari 2021 een beslissing genomen op bezwaar waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond is verklaard.
4. Verzoekster heeft tot op heden geen beroepschrift ingediend tegen deze beslissing op bezwaar zoals bedoeld in artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb. Verzoekster heeft het verzoek om voorlopige voorziening evenmin ingetrokken.
5. Nu niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige
voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.