Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij afzonderlijke besluiten van 20 april 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Overwegingen
1.1. Een andere dochter, [D], heeft tegelijkertijd een asielaanvraag ingediend. Die asielaanvraag is ook afgewezen. Het beroep daartegen is ongegrond verklaard door deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, bij uitspraak van 15 maart 2021 (NL20.8729). Daartegen heeft [D] hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgt. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft bij uitspraak van 3 mei 2021 (nr. 202102301/2V2) bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat Handesha niet wordt uitgezet, totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist.