ECLI:NL:RBDHA:2021:6548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
AWB 20/4658
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag reguliere verblijfsvergunning op humanitaire gronden en vrijstelling mvv-vereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een reguliere verblijfsvergunning op humanitaire gronden. Eiseres, geboren op [geboortedatum eiseres] en van Marokkaanse nationaliteit, stelt sinds haar geboorte in Nederland te verblijven. Haar aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat zij niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en er geen beschermingswaardig gezinsleven of privéleven kon worden vastgesteld. De referente, die de Nederlandse nationaliteit had, was vóór de indiening van de aanvraag overleden, waardoor eiseres geen recht op gezinsleven kon claimen. De rechtbank oordeelde dat de gestelde schrijnende omstandigheden niet voldoende waren onderbouwd en dat eiseres niet had aangetoond dat zij sinds haar geboorte onafgebroken in Nederland verbleef. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen hebben het recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam, locatie Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4658

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres,

V-nummer: [nummer]
gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde mr. L.T. Krabbenborg.

Procesverloop

Bij besluit van 6 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag met de beperking ‘verblijf op grond van overige humanitaire redenen’ afgewezen.
Bij besluit van 12 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 7 juli 2020 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en om een voorlopige voorziening verzocht strekkende tot het opschorten van de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1], als waarnemer voor haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum eiseres] en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij stelt sinds haar geboorte in Nederland te verblijven en te zijn opgevoed door [naam referente] (referente). Referente had de Nederlandse nationaliteit, is geboren op [geboortedatum referente] en overleden op 11 april 2019.
Het bestreden besluit
2. Eiseres komt, aldus verweerder, niet in aanmerking voor de gevraagde verblijfsvergunning omdat zij geen machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft. Eiseres komt ook niet in aanmerking voor een vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Zij heeft geen beschermingswaardig gezinsleven met referente omdat referente nog vóór de ingediende aanvraag is overleden. Ook heeft eiseres geen beschermingswaardig privéleven omdat uit de overgelegde documenten niet kan worden afgeleid dat zij sinds haar geboorte onafgebroken in Nederland verblijft. Voor zover wel sprake zou zijn van familie – of privéleven valt de belangenafweging in het nadeel van eiseres uit.
Toetsingskader
3. Op grond van artikel 16, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 200) kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomst met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd.
3.1.
Op grond van artikel 17, eerste lid, onder g, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, indien het betreft de vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie.
3.2.
Op grond van artikel 3.71, tweede lid, onder l van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) is van het vereiste van een geldige machtiging tot verblijf, op grond van artikel 17, eerste lid, onder g van de Wet, vrijgesteld de vreemdeling van wie uitzetting in strijd met artikel 8 van het EVRM zou zijn.
Vrijstelling mvv-vereiste vanwege familieleven
4. Eiseres voert als beroepsgrond aan dat verweerder haar had moeten vrijstellen van het mvv-vereiste vanwege haar familieleven met referente. Dat referente inmiddels is overleden mag niet in haar nadeel meewegen. Zij heeft haar aanvraag op 15 april 2019 ingediend. Zij heeft bovendien haar toenmalige gemachtigde ruim voor het overlijden van referente al verzocht de aanvraag in te dienen. Deze beroepsgrond faalt.
4.1.
De rechtbank is het volgende van oordeel. Er bestaat in elk geval geen familieleven meer vanaf het moment dat referente is overleden. Datum van overlijden was 11 april 2019. In het midden kan blijven of de aanvraag is ingediend op 15 april of 17 mei 2019 (zoals ook nog aangevoerd). Op beide data was referente reeds overleden en was er dus geen familieleven meer. Dat eiseres al eerder de opdracht had gegeven een aanvraag in te dienen blijkt niet en als dat zo is geweest komt het voor haar risico als die aanvraag pas is uitgegaan nadat referente was overleden.
Vrijstelling mvv-vereiste vanwege privéleven
4. Eiseres voert verder als beroepsgrond aan dat verweerder haar had moeten vrijstellen van het mvv-vereiste vanwege het door haar in Nederland opgebouwde privéleven. Daarbij stelt eiseres primair dat uit de door haar overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat zij sinds haar geboorte onafgebroken in Nederland woont. Eiseres stelt subsidiair dat zij bewijsnood verkeert vanwege haar jonge leeftijd en verblijfsstatus. Deze beroepsgrond faalt.
4.1.
De rechtbank is het volgende van oordeel. Het is aan eiseres om te bewijzen dat zij de gestelde periode in Nederland heeft verbleven. Daartoe heeft zij overgelegd een geboorteakte van 31 januari 2017, de akte van inschrijving van een rechterlijke uitspraak van 21 november 2013 en de beschikking van rechtbank Rotterdam van 24 juli 2013. Uit die documenten echter alleen dat eiseres op [geboortedatum eiseres] is geboren in [geboorteplaats eiseres]. Voor het aanvragen van een geboorteakte en een akte van inschrijving is de fysieke aanwezigheid van eiseres in Nederland niet vereist. Uit de beschikking van rechtbank Rotterdam blijkt dat de biologische moeder van eiseres ([naam 2]) fysiek ter zitting is verschenen, maar niet dat eiseres toen ook in Nederland verbleef.
4.2.
Eiseres heeft overgelegd een verhuurdersverklaring van 12 september 2018, de toestemming voor inwoning van 12 september 2018, de brief van het Zadkine startcollege van 29 september 2018, de onderwijsovereenkomst van 8 oktober 2018, een e-mail van het Zadkine startcollege van 1 juli 2019, een jaaroverzicht deelnemerwaarnemingen, het certificaat startrekenen online 1F van 29 maart 2019, het certificaat startrekenen 1A bij 2F mbo van 3 april 2019 en het voortgangsrapport van de Zadkine startcollege school 2018-2019. Daaruit valt echter alleen af te leiden dat eiseres sinds september 2018 in Nederland verblijft.
4.3.
Eiseres heeft een aantal getuigenverklaringen overgelegd. Die verklaringen zijn echter niet objectief verifieerbaar. Ze zijn ook te vaag en te weinig specifiek. In geen van de verklaringen worden details gegeven over het leven van eiseres, waar zij heeft gewoond, waar zij naar school toe ging en hoe de getuigen eiseres hebben leren kennen. Hetzelfde geldt voor de in beroep ingebrachte getuigenverklaring van een persoon (waarvan het bestaan bij ontbreken van een kopie ID-bewijs niet vast staat) dat hij eiseres enkele jaren Arabische les zou hebben gegeven.
4.4.
Eiseres heeft overgelegd een verklaring van 3 september 2018, op naam gesteld van haar biologische moeder en referente waarin de een verklaart aan de ander de voogdij over eiseres over te nemen. In de verklaring is vermeld dat referente het tijdelijke voogdijschap over eiseres aanvaardt
omdat zij in Nederland zal gaan studerenen de biologische moeder niet in Nederland woont. De datering van de voogdijverklaring en de inhoud ervan wijst naar het oordeel van de rechtbank er dus evenmin op dat eiseres haar hele leven in Nederland heeft gewoond. Bovendien is niet vast te stellen of deze verklaring echt door betrokkenen in kwestie is opgesteld en ondertekend.
4.5.
Verder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij in bewijsnood verkeert. Ook illegaal in Nederland verblijvende minderjarigen hebben toegang tot onderwijs en (medische noodzakelijke) zorg. Eiseres heeft zelf verklaard dat zij in Nederland basisonderwijs heeft gehad en uit de stukken genoemd in 4.2. blijkt dat zij (daarna) toegang heeft gekregen tot vervolgonderwijs. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat haar basisschool niet langer bestaat en zij daar geen stukken meer kan opvragen. Dat zij bekend is met de opheffing van de school bevreemdt, omdat zij tegelijkertijd niet weet hoe die basisschool heette, welke leerkrachten zij heeft gehad en/of namen kan noemen van vroegere klasgenootjes.
5. Eiseres voert verder als beroepsgrond aan dat verweerder zich in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat zij haar leven in het land van herkomst kan voortzetten. Eiseres betwist dat zij contact heeft met haar biologische moeder. Deze beroepsgrond faalt.
5.1.
Als hiervoor overwogen heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij sinds haar geboorte onafgebroken in Nederland heeft verbleven. Verder heeft eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij sinds haar geboorte geen contact meer heeft gehad met haar biologische moeder. Uit de beschikking van rechtbank Rotterdam van 24 juli 2013, de akte van inschrijving van de rechterlijke uitspraak en de voogdijverklaring blijkt dat de biologische moeder het gezag over eiseres heeft en in ieder geval enkele momenten betrokken is geweest in het leven van eiseres. De enkele verklaring dat deze stukken tot stand zijn gekomen zonder dat er contact is geweest tussen eiseres en haar biologische moeder acht de rechtbank niet aannemelijk. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres haar leven in het land van herkomst kan voortzetten.
Belangenafweging op grond van artikel 8 EVRM
6. Eiseres voert verder als beroepsgrond aan dat gelet op haar omstandigheden de in het kader van artikel 8 van het EVRM te maken belangenafweging in haar voordeel dient uit te vallen. Zij is een geworteld kind en heeft lichamelijke en psychische klachten. Deze beroepsgrond faalt.
6.1.
Als hiervoor overwogen heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van beschermingswaardige familie – en privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Gelet daarop hoeft verweerder niet toe te komen aan een afweging van belangen volgens dit artikel. Daarom laat de rechtbank wat eiseres daarover heeft aangevoerd verder buiten de beoordeling.
Verblijf op grond van schrijnende omstandigheden
7. Eiseres voert tot slot als beroepsgrond aan dat door haar schrijnende omstandigheden zij in aanmerking dient te komen voor een reguliere verblijfsvergunning op humanitaire gronden. Daarbij is van belang dat referente is overleden, zij een geworteld kind is en zij psychische en lichamelijke klachten heeft, waardoor zij tot een kwetsbare groep behoort. Deze beroepsgrond faalt.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres op artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) niet kan slagen. Dat eiseres in Nederland is geworteld volgt de rechtbank gelet op hetgeen hiervoor over de gestelde verblijfsduur is overwogen. Ook heeft eiseres de door haar ter zitting gestelde eetstoornis niet met medische stukken onderbouwd. Dat zij door haar verblijfsstatus geen medische stukken kan vergaren volgt de rechtbank gelet op hetgeen hiervoor over de beschikbaarheid van medische zorg is overwogen, niet. Ook heeft eiseres de relatie tussen haar en referente onvoldoende inzichtelijk gemaakt zodat niet duidelijk is wat de impact is van het overlijden van referente op eiseres, nog daargelaten of deze omstandigheid op zichzelf voldoende is voor vergunningverlening op grond van artikel 3.6ba, eerste lid van het Vb 2000.
8. Het beroep is dus ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. D.J. Bes, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar gedaan op 25 juni 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.