ECLI:NL:RBDHA:2021:6515

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
C/09/609769 / HA ZA 21-311
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot zaaksvoeging in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2021 een tussenuitspraak gedaan in een incident. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. van der Hooft, heeft een incidentele vordering tot zaaksvoeging ingediend tegen AvE Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.I. Verheul. De eiser vorderde voeging van de jongere zaak met een oudere zaak die aanhangig was bij de rechtbank, waarin een geschil bestond over een overeenkomst tussen [X] B.V. en AvE Ontwikkeling inzake het vastgoedproject Bellevue. De eiser stelde dat er sprake was van verknochte zaken, omdat de feitelijke en juridische geschilpunten in beide zaken identiek waren.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de procespartijen in beide zaken niet identiek zijn en dat de vordering tot voeging niet kan worden toegewezen. De rechtbank concludeerde dat, ongeacht de uitkomst van de oudere zaak, er geen risico op tegenstrijdige beslissingen bestond. Daarom heeft de rechtbank de incidentele vordering tot zaaksvoeging afgewezen en de eiser veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 563. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van 28 juli 2021 voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/609769 / HA ZA 21-311
Vonnis in incident van 16 juni 2021
in de zaak van
[eiser], te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. R. van der Hooft te Hoorn (NH),
tegen
[gedaagde] ONTWIKKELING B.V., te Bergambacht,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.A.I. Verheul te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en AvE Ontwikkeling genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot zaaksvoeging, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak (hierna: de jongere zaak) vordert [eiser], samengevat, geheel voorwaardelijk, voor het geval dat de rechtbank oordeelt dat geen overeenkomst is gesloten tussen [X] B.V. (hierna: [X]) en AvE Ontwikkeling inzake het project Bellevue, de veroordeling van AvE Ontwikkeling tot betaling aan [eiser] van
€ 925.524,20, te vermeerderen met BTW, rente en (na)kosten.
2.2.
In het incident vordert [eiser] dat de rechtbank de jongere zaak voegt met de bij deze rechtbank aanhangige procedure tussen [X] en AvE Ontwikkeling, met zaaknummer/ rolnummer 597131 / HA ZA 20-765 (hierna: de oudere zaak).
2.3.
Aan de incidentele vordering legt [eiser], samengevat, het volgende ten grondslag. De oudere zaak heeft betrekking op een door [X] en AvE Ontwikkeling gesloten overeenkomst, waarbij AvE Ontwikkeling de ontwikkelrechten heeft verkregen voor het vastgoedproject Bellevue, met als tegenprestatie een door [X] te ontvangen vergoeding van 10% van het positieve resultaat dat door AvE Ontwikkeling wordt verkregen via de realisatie en exploitatie van het project. [X] vordert betaling van deze vergoeding. In de oudere zaak heeft AvE Ontwikkeling onder meer aangevoerd dat zij de overeenkomst niet is aangegaan met [X], maar met [eiser]. Daarom heeft [eiser], voor de zekerheid, eveneens een procedure aanhangig gemaakt tegen AvE Ontwikkeling. Er is dus sprake van twee zaken tussen (uiteindelijk) dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp, althans van verknochte zaken, zodat voeging van beide zaken kan worden gevorderd. De feitelijke en juridische geschilpunten in beide zaken zijn identiek, zodat consistentie van de uitspraken geboden is.
2.4.
AvE Ontwikkeling voert verweer in het incident.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna nader ingegaan.
2.6.
De rechtbank stelt voorop dat, nu de procespartijen in beide zaken niet identiek zijn, voor voeging vereist is dat de zaken verknocht zijn in de zin van artikel 222 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Daarvan is sprake wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de te voegen procedures identiek zijn, dan wel zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is.
2.7.
Artikel 222 Rv beoogt dubbel werk en tegenstrijdige beslissingen te voorkomen. Dat doel wordt echter niet bereikt met de door [eiser] gevorderde voeging, gelet op het volgende. De vordering in de jongere zaak is, zo begrijpt de rechtbank, ingesteld onder de voorwaarde dat in de oudere zaak wordt beslist dat niet [X] maar [eiser] de overeenkomst met AvE Ontwikkeling heeft gesloten. Als dat zo wordt beslist, strandt reeds hierop de vordering van [X] en kan vervolgens de jongere zaak worden voortgezet. Als in de oudere zaak wordt beslist dat de overeenkomst wel is aangegaan door [X], is de voorwaarde waaronder de jongere zaak is ingesteld niet ingegaan, zodat deze zaak niet hoeft te worden voortgezet. Met andere woorden: hoe de uitkomst van de oudere zaak ook zal zijn, tegenstrijdige beslissingen lijken zich in het onderhavige geval niet te kunnen voordoen, zodat [eiser] geen rechtens te respecteren belang heeft bij voeging van de jongere met de oudere zaak, zoals AvE Ontwikkeling terecht heeft aangevoerd. De vordering in het incident zal dan ook worden afgewezen.
2.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van AvE Ontwikkeling op € 563 aan salaris advocaat (1 punt à € 563, volgens tarief II), te vermeerderen met de (volgens de liquidatietarieven te begroten) nakosten en wettelijke rente zoals verzocht door AvE Ontwikkeling.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van AvE Ontwikkeling begroot op € 563 aan tot op heden gemaakte proceskosten en op € 163 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85 in geval van betekening, voormelde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis, indien [eiser] de proceskosten niet voordien heeft vergoed, tot de dag van algehele voldoening;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 28 juli 2021 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Voorwinden en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1554