Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot zaaksvoeging, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident.
Rechtbank Den Haag
In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2021 een tussenuitspraak gedaan in een incident. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. van der Hooft, heeft een incidentele vordering tot zaaksvoeging ingediend tegen AvE Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.I. Verheul. De eiser vorderde voeging van de jongere zaak met een oudere zaak die aanhangig was bij de rechtbank, waarin een geschil bestond over een overeenkomst tussen [X] B.V. en AvE Ontwikkeling inzake het vastgoedproject Bellevue. De eiser stelde dat er sprake was van verknochte zaken, omdat de feitelijke en juridische geschilpunten in beide zaken identiek waren.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de procespartijen in beide zaken niet identiek zijn en dat de vordering tot voeging niet kan worden toegewezen. De rechtbank concludeerde dat, ongeacht de uitkomst van de oudere zaak, er geen risico op tegenstrijdige beslissingen bestond. Daarom heeft de rechtbank de incidentele vordering tot zaaksvoeging afgewezen en de eiser veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 563. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van 28 juli 2021 voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.