ECLI:NL:RBDHA:2021:6511
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van ophouding en motiveringsgebrek in terugkeerbesluit en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de ophouding van eiser door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Braziliaanse vreemdeling, werd op 1 juni 2021 opgehouden op basis van artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Hij kreeg een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Eiser stelde dat de ophouding onrechtmatig was, omdat hij al op een plaats bestemd voor gehoor was en naar een andere locatie was vervoerd. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtsregel is die zich verzet tegen het vervoeren van een vreemdeling naar een andere locatie voor gehoor, en dat de ophouding derhalve niet onrechtmatig was.
Daarnaast voerde eiser aan dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod onvoldoende gemotiveerd waren. De rechtbank constateerde dat het terugkeerbesluit een motiveringsgebrek vertoonde, maar dat dit gebrek werd gepasseerd omdat de motivering ook in de maatregel van bewaring was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende op de hoogte was van de gronden voor het terugkeerbesluit, ondanks het ontbreken van expliciete vermelding van het land van terugkeer. De rechtbank concludeerde dat de rechtsbescherming van eiser niet in gevaar was en dat het terugkeerbesluit niet onrechtmatig was.
Wat betreft het inreisverbod oordeelde de rechtbank dat eiser geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat hem geen inreisverbod werd opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld.