ECLI:NL:RBDHA:2021:6493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
NL21.5196
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens onvoldoende geloofwaardigheid van het relaas en risico op besnijdenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 31 maart 2019 een asielaanvraag ingediend, die op 1 april 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht ongegrond had verklaard. De eiser had verklaard dat hij vreesde voor vervolging door militanten in Nigeria, die zijn ouders hadden vermoord en hem naar het leven stonden. Echter, de rechtbank vond de verklaringen van de eiser onvoldoende gedetailleerd en geloofwaardig. De eiser had niet overtuigend aangetoond dat hij daadwerkelijk het doelwit was van de militanten en dat zijn dochter bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico liep op besnijdenis.

Tijdens de zitting op 21 mei 2021 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had opgemerkt dat de eiser summier had verklaard over de militanten en de rol van zijn vader. De rechtbank volgde de eiser niet in zijn standpunt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met zijn jonge leeftijd bij vertrek uit Nigeria. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat de brandstichting van het huis van zijn oom verband hield met zijn voorgenomen huwelijk en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat zijn dochter bij terugkeer in Nigeria een reëel risico liep op besnijdenis.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.5196

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden ).

ProcesverloopBij besluit van 1 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I.D.O. Onwuegbuchu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Nigeriaanse nationaliteit. Op 31 maart 2019 heeft hij in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Aan zijn asielaanvraag heeft hij het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft verklaard dat zijn ouders het oneens waren over de religie van eiser. Zijn moeder was christen, zijn vader moslim en zijn vader wilde dat eiser zich tot de islam zou bekeren. De vader van eiser heeft de hulp ingeroepen van zijn broer en zijn cult. Die oom behoorde tot een groep militanten. Bij een ruzie tussen de ouders van eiser zijn er militanten naar zijn huis gekomen. De oom van eiser heeft toen eisers moeder doodgeschoten. Iemand uit de groep van eisers moeder (Eiye confraternity) heeft zijn vader doodgeschoten. Eiser is ontsnapt met behulp van zijn tante. In 2006 heeft eiser Nigeria verlaten. Toen de militanten later vermoedden dat eiser terug naar Nigeria zou komen voor zijn huwelijk met [naam 2] [1] , zijn zij naar eiser op zoek gegaan en hebben zij het huis van zijn oom in de brand gestoken. De militanten zijn tot op de dag van vandaag nog steeds op zoek naar eiser en zijn tante. Eiser heeft [naam 2] (ook van Nigeriaanse nationaliteit) in Europa leren kennen. Met haar heeft hij drie kinderen gekregen. Bij terugkeer naar Nigeria vreest eiser voor besnijdenis van zijn dochter [naam 3].
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder gelooft niet de door eiser gestelde problemen met de militanten. Verweerder meent dat eiser onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard over de militanten, zijn vader als onderdeel daarvan en ook over het incident dat heeft geleid tot zijn vertrek. Verder heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt hoe de gestelde brandstichting in de woning van eisers oom verband houdt met het incident en evenmin dat de militanten na de brandstichting nog stelselmatig op zoek zijn naar eiser. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn dochter bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade.
4. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte zijn relaas niet geloofwaardig heeft bevonden. Eiser meent dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de jonge leeftijd van eiser bij vertrek en dat van hem niet kan worden verwacht tot in detail te verklaren. Verweerder heeft verder ten onrechte de ongeloofwaardigheid doorgetrokken in alle verklaringen van eiser en daarmee gehandeld in strijd met de werkinstructie 2014/10. Er kan niet worden gesproken van een ongeloofwaardig asielrelaas omdat eiser geen kennis heeft van alle achtergrondinformatie over bijvoorbeeld de milities waartoe bepaald familieleden behoorden. Als verweerder meer had willen weten, dan hadden daar nadere vragen over moeten worden gesteld. Dit geldt ook voor de relatie tussen de brandstichting en de huwelijksceremonie. Eiser heeft verder uitgelegd hoe hij heeft weten te ontkomen op de dag dat zijn ouders zijn vermoord. Van eiser kan niet worden verwacht dat hij bij het ontstaan van problemen rekening houdt met een mogelijke asielaanvraag, waarvoor hij bewijs zou moeten overleggen. Ter onderbouwing van het asielrelaas en de vrees voor besnijdenis beroept eiser zich op het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 31 maart 2021 (hierna: het ambtsbericht).
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat eiser niet concreet heeft verklaard over de militanten en over de rol van zijn vader binnen die groep. Eiser heeft verklaard dat hij niet veel over de militanten kan vertellen [2] , omdat hij de mensen niet kent. Hij heeft zijn moeder gevraagd wat militanten zijn, maar zij heeft hem dit niet uitgelegd. Hij heeft gehoord dat zijn vader en oom tot de militanten behoorden en verder ‘dat het mensen zijn die anderen vermoorden’ [3] . Verweerder heeft deze verklaringen onvoldoende gedetailleerd kunnen vinden. Dat eiser jong was toen hij Nigeria verliet, ontslaat hem niet van zijn verplichting om zijn relaas nu aannemelijk te maken. Nu eiser stelt dat de militanten het na vijftien jaar nog steeds op hem hebben voorzien en hij hiervoor internationale bescherming zoekt, mag van hem verwacht worden dat hij een oprechte inspanning levert om zijn verklaringen te staven. Hiervan is niet gebleken. Niet valt in te zien waarom eiser geen navraag heeft gedaan over de militanten of de betrokkenheid van zijn vader daarbij, nu eiser stelt nog contact met een oom en tante te hebben [4] . De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het gelet op het ontwikkelingsniveau en leeftijd bij vertrek voor de hand lag dat verweerder hierover aanvullende vragen had gesteld of dat sprake is van een onredelijke bewijslast.
6. Verweerder heeft verder terecht opgemerkt dat eiser summier heeft verklaard over het incident waarbij zijn beide ouders zijn doodgeschoten. Er is een ruzie ontstaan tussen de beide families en onduidelijk is volgens verweerder hoe eiser zich aan het zicht van de militanten heeft kunnen onttrekken. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat eiser volgens zijn verklaringen het doelwit was van de militanten, dat twee militanten hebben geprobeerd om eiser te volgen [5] en dat eiser desondanks een schuilplaats zou hebben kunnen opzoeken. Verweerder heeft verder kunnen overwegen dat eiser onduidelijk is over hoe de ruzie zich verder heeft ontwikkeld en hoe deze is geëindigd. Eiser heeft immers slechts verklaard dat de ruzie na zijn ontsnapping nog meer dan een uur voortduurde, maar hij heeft hierover niet meer weten te verklaren [6] .
7. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet overtuigend heeft verklaard over de gestelde brandstichting in de woning van zijn oom in 2016. Allereerst heeft verweerder hierbij terecht opgemerkt dat eiser met de overgelegde foto van een brandend huis niet heeft aangetoond dat dit het huis van de oom van eiser betrof en evenmin dat het om brandstichting gaat. Eiser heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij het doelwit was van die brandstichting en dat die brandstichting verband hield met zijn voorgenomen huwelijk en zijn komst hiervoor naar Nigeria. Onduidelijk is hoe de militanten op de hoogte konden zijn van zijn voorgenomen huwelijk. Dat de brandstichting verband zou houden met de ruzie tussen beide families heeft eiser evenmin inzichtelijk gemaakt. Voor zover eiser zich baseert op de verklaringen van derden, heeft verweerder terecht opgemerkt dat deze niet objectief verifieerbaar zijn en als zodanig niet volstaan om eisers relaas aannemelijk te maken.
8. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de militanten na de gestelde brandstichting stelselmatig zijn ouderlijk huis bezoeken om hem te vinden. De verklaringen hierover van niet nader aangeduide omwonenden heeft verweerder hiervoor onvoldoende kunnen vinden. Verweerder heeft tot slot kunnen opmerken dat eiser in het geheel niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom de militanten het na vijftien jaar nog op eiser hebben gemunt. Eisers reactie hierop ter zitting dat juist hij nog steeds het mikpunt is, omdat hij is geboren uit een ‘moslimvader’ en een ‘christenmoeder’ is niet nader onderbouwd.
9. Verweerder heeft ten slotte niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn dochter [naam 3] bij terugkeer een reëel risico loopt om te worden besneden. Verweerder heeft daarbij kunnen wijzen op hetgeen in het Algemeen ambtsbericht Nigeria van 27 juni 2018 over vrouwenbesnijdenis staat vermeld: Deze rituele praktijk is in Nigeria sinds 2015 bij wet strafbaar gesteld. Bij weigering om deel te nemen aan rituele praktijken is het mogelijk om zich voor bescherming te wenden tot overheidsactoren, maatschappelijke organisaties en tot religieuze instellingen. Een grote groep vrouwen wordt inmiddels niet meer besneden en het percentage van niet besneden vrouwen neemt in stedelijk gebied toe. Ter zitting heeft verweerder hier nog aan toegevoegd dat uit het recente ambtsbericht van 31 maart 2021 blijkt van een daling van het aantal vrouwen tussen 2013 en 2018 dat aan FGM (besnijdenis) onderworpen was [7] .
Verweerder heeft verder gewezen op het door EASO opgestelde landenrapport waaruit blijkt dat in de meeste gevallen de ouders bepalen of een meisje besneden wordt [8] . Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de door verweerder aangehaalde informatie dat meisjes in Nigeria niet in het algemeen een reëel risico lopen om te worden besneden, zoals eiseres stelt. Verweerder heeft ook terecht opgemerkt dat zowel eiser als zijn partner zich uitdrukkelijk hebben uitgesproken tegen de besnijdenis van hun dochter. Voor zover sprake zou zijn van sociale druk vanuit hun familie heeft verweerder gewezen op de mogelijkheid om zich hieraan te onttrekken door zich elders te vestigen. Met de enkele verwijzing naar het feit dat zowel de partner van eiser als haar in Nigeria verblijvende dochter zijn besneden is niet aannemelijk geworden dat eiseres zich niet kan onttrekken.
10. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van vandaag,
2.Verslag nader gehoor van 26 maart 2021, p. 11 van 21
3.Verslag nader gehoor, p. 14 van 21
4.Verslag nader gehoor, p. 11 van 21
5.Verslag nader gehoor, p. 7 van 21
6.Verslag nader gehoor, p. 8 van 21
7.Algemeen ambtsbericht Nigeria van maart 2021, p. 82 van 175.
8.EASO Country of Origin Information Report: Nigeria – Country Focus, juni 2017, p. 40