ECLI:NL:RBDHA:2021:6489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
AWB 20/4712
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf door Minister van Buitenlandse Zaken met schending hoorplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Kenyaanse vrouw, en de Minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had op 16 januari 2020 een visum voor kort verblijf aangevraagd om haar partner in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd op 23 januari 2020 afgewezen, omdat het doel en de omstandigheden van het verblijf onvoldoende waren aangetoond. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd op 18 mei 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens op 10 juni 2020 beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting op 10 juni 2021 heeft eiseres aangegeven dat zij enkel de beroepsgrond handhaaft dat de hoorplicht is geschonden. De rechtbank oordeelt dat de Minister de hoorplicht, zoals vastgelegd in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht, heeft geschonden. De afwijzing was gebaseerd op een andere grondslag dan in het bezwaar was aangevoerd, en eiseres had recht op een hoorzitting over deze nieuwe grondslag. De rechtbank concludeert dat, hoewel eiseres niet is gehoord, zij niet in haar belangen is geschaad omdat zij niet heeft aangetoond dat zij onder een uitzonderingscategorie voor familiebezoek valt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt de Minister tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.068,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam, locatie Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4712

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
gemachtigde: mr. C.N. Noordzee,
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,

gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg.

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2020 (afwijzing) heeft verweerder de aanvraag eiseres tot het verlenen van een visum voor kort verblijf afgewezen.
Bij besluit van 18 mei 2020 (beslissing op bezwaar) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 10 juni 2020 hiertegen beroep ingesteld.
Eiseres heeft op 27 juli en 2 september 2020 nadere stukken overgelegd
Verweerder heeft op 31 mei 2021 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens is verschenen referent, [naam partner eiseres] .

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Kenyaanse nationaliteit. Op 16 januari 2020 heeft zij een visum voor kort verblijf aangevraagd met als doel het bezoeken van haar partner, tevens referent, in Nederland.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende waren aangetoond. Ook was de informatie die is verstrekt met betrekking tot het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet betrouwbaar. Verder had eiseres, aldus verweerder, haar voornemen om terug te keren naar Kenia onvoldoende duidelijk gemaakt. Het bezwaar van eiseres heeft verweerder ongegrond verklaard omdat door de COVID-19-pandemie tijdelijk beperkingen gelden ten aanzien van niet-essentiële reizen naar de Europese Unie (EU) ter bescherming van de volksgezondheid.
3. Eiseres heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij alleen de beroepsgrond handhaaft dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden. Nu verweerder de afwijzing van de visumaanvraag in het bestreden besluit op een andere grondslag heeft gebaseerd was hij gehouden om eiseres in bezwaar te horen.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vermelde hoorplicht heeft geschonden. Het bestreden besluit is volledig gebaseerd op een andere grondslag. Het had mede uit het oogpunt van zorgvuldigheid op de weg van verweerder gelegen eiseres (al dan niet via een schriftelijke ronde) over de nieuwe grondslag te horen. Uit de aanvraag of uit het bezwaar kan niet worden afgeleid of eiseres onder een van de uitzonderingscategorieën op het inreisverbod valt. Er is immers ook een uitzonderingscategorie die verband houdt met familiebezoek. Familiebezoek is het doel waarvoor eiseres het visum heeft aangevraagd. Op voorhand kon dan ook niet worden gesteld dat horen zinloos zou zijn. Eiseres had een beroep op die uitzondering kunnen inbrengen tegen de weigering op de nieuwe grondslag.
3.2.
Referent heeft ter zitting de gelegenheid gehad om een mondelinge toelichting te geven. Daaruit is niet naar voren gekomen dat eiseres een beroep doet op die uitzonderingscategorie. Dat betekent dat eiseres niet is benadeeld door de omstandigheid dat zij niet in de bezwaarfase is gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom sprake van een gebrek dat met toepassing van artikel 6:22 van de Awb kan worden gepasseerd.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Omdat eiseres terecht heeft gesteld dat de hoorplicht is geschonden, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,-).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. D.J. Bes, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar gedaan op 24 juni 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.