ECLI:NL:RBDHA:2021:6488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
NL21.5777
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag gegrond verklaard met oplegging van dwangsom

In deze zaak heeft eiser op 15 april 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 12 juni 2018 was ingediend. De rechtbank heeft op 18 juni 2021 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft in een verweerschrift van 4 mei 2021 toegelicht dat er capaciteitsproblemen zijn die de tijdige besluitvorming belemmeren. Ondanks dat eiser inmiddels is gehoord, heeft verweerder nog steeds geen beslissing genomen op de asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 21 maanden voor het afhandelen van asielaanvragen inmiddels ruimschoots is overschreden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er aanleiding is voor het opleggen van een hogere dwangsom van € 200 per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Dit is gebaseerd op het feit dat verweerder al eerder in gebreke was gesteld en dat het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen eerder gegrond was verklaard. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 267. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.5777

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Martens),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 15 april 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag.
Verweerder heeft op 4 mei 2021 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 12 juni 2018 een asielaanvraag ingediend. Bij uitspraak van 23 september 2020 heeft deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, het beroep van eiser
tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag gegrond verklaard. [1] Daarbij
heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen zestien weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 verbeurt voor iedere dag dat deze beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Vaststaat dat verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen. Het beroep is dus gegrond.
2. Verweerder heeft in het verweerschrift van 4 mei 2021 toegelicht wat de stand van zaken is rondom het wegwerken van de capaciteitsproblemen die aan tijdige besluitvorming in de weg staan en wat in de uitvoeringspraktijk, onder de huidige omstandigheden, een haalbare en realistische maatwerkvoorziening of -termijn is. Verweerder merkt op dat eiser inmiddels is gehoord, zodat verweerder binnen afzienbare tijd een beslissing kan nemen op de asielaanvraag. Verweerder verzoekt een beslistermijn van acht weken op te leggen.
3. De rechtbank is ermee bekend dat er, mede vanwege de omstandigheden rondom de
bestrijding van het coronavirus, sprake is van toegenomen achterstanden in het verwerken
van asielaanvragen bij verweerder. De rechtbank is van oordeel dat daarmee sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. De rechtbank moet ook rekening houden met de uiterste termijn die op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn [2] wordt gesteld aan het nemen van een beslissing op een asielaanvraag. Op grond van deze bepaling moet een asielprocedure binnen 21 maanden zijn afgerond. In dit geval is die termijn inmiddels ruimschoots verstreken. Verweerder heeft in het verweerschrift van 4 mei 2021 verzocht om een beslistermijn van acht weken. De rechtbank constateert dat sindsdien reeds zes weken zijn verstreken. Om zowel recht te doen aan het belang van eiser bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank in het licht van het voorgaande thans een uiterlijke beslistermijn opleggen van
tweeweken.
4. De rechtbank bepaalt dat verweerder met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb een dwangsom van € 200 moet betalen voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank oordeelt dat er aanleiding is voor deze hogere dwangsom omdat verweerder nog steeds geen beslissing heeft genomen, ondanks het feit dat eiser al eerder beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen en dat beroep gegrond was verklaard.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 267 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534 en een
wegingsfactor van 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • bepaalt dat verweerder binnen
  • bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 200 (tweehonderd euro) aan eiser verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde termijn wordt overschreden, met een
maximum van € 7.500 (vijfenzeventighonderd euro);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser van € 267
(tweehonderdzevenenzestig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.NL20.7915.
2.Richtlijn 2013/32/EU.